Voorleggen conceptbrief administratiekantoor geen tuchtrechtelijk verwijt – herzieningsverzoek afgewezen

TRB-2022-4668-HV
Herzieningsbeslissing, 22 februari 2022

Voortzetting van TRB-2021-4668-AD.

Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af. De voorzitter is van oordeel dat de Algemeen Directeur op juiste gronden heeft beslist dat geen klacht wordt voorgelegd aan de Tuchtcommissie.

Hier vind je de beslissing.

Tuchtrecht niet van toepassing, herzieningsverzoek afgewezen.

TRB-2021-4683-AD
Algemeen Directeur, 14 oktober 2021
TRB-2021-4683-HV
Herzieningsbeslissing, 8 december 2021

De Algemeen Directeur doet geen nader onderzoek naar de melding omdat de bankmedewerker werkzaam is voor een bedrijf dat geen bank is als bedoeld in artikel 3:17c Wet op het financieel toezicht. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft het herzieningsverzoek afgewezen. De voorzitter oordeelt dat het bedrijf geen bank is en dat de werkzaamheden van het bedrijf niet vallen onder de bankvergunning van de bank. Daarom vallen gedragingen van medewerkers die adviseren voor het bedrijf in beginsel niet onder de reikwijdte van het bancaire stelsel.

Link naar de beslissing van de Algemeen Directeur.
Link naar de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken.

Onvoldoende informatie over individuele rol bankmedewerkers – geen nader onderzoek

TRB-2022-4031-HV
TRB-2022-4159-HV
Herzieningsbeslissing, 26 januari 2022

Vervolg op TRB-2021-4010 AD e.v.

Twee melders hebben herziening verzocht van de beslissing van de Algemeen Directeur.
De voorzitter van de tuchtcommissie wijst de herzieningsverzoeken af. De voorzitter overweegt dat alleen individuele gedragingen (handelen of nalaten) van bankmedewerkers aan de gedragsregels kunnen worden getoetst. De door de bank verstrekte informatie bevat hierover echter geen informatie. De voorzitter oordeelt dat, gelet op alle inspanningen die al zijn verricht in dit langlopende onderzoek, van de Algemeen Directeur niet kan worden verlangd dat hij hier nog nader onderzoek naar doet.

De uitspraken vind je hier: TRB-2022-4031-HV en TRB-2022-4159-HV.

Civielrechtelijk geschil – herzieningsverzoek afgewezen

TRB-2021-4691-AD; TRB-2021-4692-AD; TRB-2021-4693-AD; TRB-2021-4694-AD
Algemeen directeur, 8 november 2021

TRB-2021-4691-HV; TRB-2021-4692-HV; TRB-2021-4693HV; TRB-2021-4694-HV
Herzieningsbeslissing, 8 december 2021

De meldingen houden in dat de bank onterecht de woning van melder executoriaal heeft laten veilen. De Algemeen Directeur doet geen nader onderzoek naar de meldingen omdat deze betrekking hebben op een civielrechtelijk geschil met de bank.

De melder heeft om herziening van deze beslissingen verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie is het met de beslissingen van de Algemeen Directeur eens en heeft de herzieningsverzoeken afgewezen.

Link naar de beslissingen van de Algemeen Directeur: TRB-2021-4691-AD; TRB-2021-4692-AD; TRB-2021-4693-AD; TRB-2021-4694-AD.
Link naar de beslissingen van de Voorzitter van de Tuchtcommissie (gevoegd): TRB-2021-4691-HV; TRB-2021-4692-HV; TRB-2021-4693HV; TRB-2021-4694-HV.

Niet is gebleken dat beëdigde het interne bankbeleid niet heeft gevolgd of op een andere manier tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld

TRB-2021-4598-HV
Herzieningsbeslissing, 23 augustus 2021

Voortzetting van de sepotbeslissing van de Algemeen Directeur van 22 juli 2021.
Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af. De voorzitter is het met de Algemeen Directeur eens dat de broer van de melder als erfgenaam van hun overleden vader de mogelijkheid heeft om de bankafschriften van ná het overlijden van de vader in te zien. Daarnaast mocht beëdigde inzage in de bankafschriften geven door de bankafschriften op te sturen naar de broer (via zijn beveiligde online bankieromgeving). De voorzitter is het eens met de Algemeen Directeur dat niet is gebleken dat beëdigde het interne bankbeleid niet heeft gevolgd of op een andere manier tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Bancair tuchtrecht ziet niet op (100%) dochter-bedrijf van de bank, herzieningsverzoek afgewezen

TRB-2021-4615-AD
Algemeen Directeur, 15 april 2021
TRB-2021-4615-HV
Herzieningsbeslissing, 17 juni 2021

De melding houdt in dat beëdigde valse aanvragen voor lease-contracten heeft laten indienen, deze aanvragen zelf heeft beoordeeld en goedgekeurd en vervolgens zelf valse lease-contracten heeft opgemaakt, beoordeeld en goedgekeurd. De Algemeen Directeur doet geen nader onderzoek naar de melding omdat de beëdigde werkzaam is voor een bedrijf dat geen bank is met een Nederlandse bankvergunning. Daarom is het bancaire tuchtrecht hier niet van toepassing.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft het herzieningsverzoek afgewezen. Melder stelt dat het bedrijf een 100%-dochter van de bank is en dat de beëdigde zijn werkzaamheden voor het bedrijf verrichtte op basis van een arbeidsovereenkomst met de bank. De beëdigde heeft net als alle andere medewerkers van de bank de bankierseed afgelegd. De voorzitter oordeelt dat het om een bancair tuchtrecht gaat en dat de beëdigde niet werkzaam was voor de bank. Hij was gedurende een aantal jaar uitsluitend werkzaam voor het bedrijf. Dit is een zelfstandige rechtspersoon, niet zijnde een bank als bedoeld in artikel 3:17c Wft. De gedragingen van de beëdigde bij het bedrijf vallen daarom niet onder de reikwijdte van de Gedragsregels Bancaire Sector. Dat wordt niet anders doordat het bedrijf een 100%-dochter van de bank is of doordat de beëdigde zijn werkzaamheden bij het bedrijf verrichtte op grond van een arbeidsovereenkomst met de bank.

Handelwijze met betrekking tot wettelijke verplichting klanten te kennen

TRB-2021-4642-AD
Algemeen Directeur, 6 juli 2021
TRB-2021-4642-HV
Herzieningsbeslissing, 23 augustus 2021

 De melding houdt in dat de bankmedewerker melder telefonisch heeft ondervraagd naar aanleiding van de aanvraag van melder tot het openen van een bankrekening bij de bank. Melder heeft naar eigen zeggen voor zover mogelijk alle vragen beantwoord. De aanvraag is afgewezen en de bankmedewerker heeft geweigerd op verzoek van melder haar naam te geven. De klacht die melder bij de bank heeft ingediend over de handelwijze van de bankmedewerker is schriftelijk afgewezen. Die afwijzing sloot volgens melder niet aan bij de inhoud van de klacht en bevatte geen naam en handtekening.

De Algemeen Directeur wijst de melding af omdat de bank gehouden is om te voldoen aan diverse wettelijke verplichtingen bij het verlenen van bancaire diensten. Het stellen van de vragen door de bankmedewerker sluit aan op de verplichting die volgt uit artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De beslissing om al dan niet over te gaan tot het openen van een zakelijke rekening betreft een beslissing van de bank, deze kan niet tuchtrechtelijk worden getoetst. De Algemeen Directeur acht het niet klantvriendelijk dat de bankmedewerker haar naam niet heeft willen verstrekken. Dit levert echter geen tuchtrechtelijk verwijt op. De omstandigheid dat er bij de afhandeling van de klacht niet (volledig) is ingegaan op de inhoud ervan kan de bankmedewerker niet persoonlijk worden aangerekend.

Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af en is het eens met de beslissing van de Algemeen Directeur. De voorzitter is verder van oordeel dat het door de bankmedewerkster niet noemen van haar naam klantonvriendelijk is, maar niet heeft geleid tot nadelige gevolgen voor melder en daarmee niet ernstig genoeg om de bankmedewerkster een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Gedragingen onvoldoende ernstig om beëdigde een tuchtrechtelijk verwijt te maken

TRB-2021-4622-HV
Herzieningsbeslissing, 23 augustus 2021

Voortzetting van de sepotbeslissing van de Algemeen Directeur van 13 juli 2021.

Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af. De voorzitter is het met de Algemeen Directeur eens dat er voldoende raakvlakken zijn met de functie van bankmedewerker om de gedragingen van beëdigde te toetsen. Er zijn evenwel onvoldoende aanwijzingen dat beëdigde de regels van de gemeente bewust (opzettelijk) onjuist heeft geïnterpreteerd om het aanvragen van een vergunning te negeren. Beëdigde heeft de situatie willen herstellen en niet op haar beloop gelaten. Dit betekent niet dat iedere bankmedewerker die zijn fouten herstelt altijd ‘ermee wegkomt’. Voor de beoordeling van de noodzaak van een tuchtrechtelijke procedure wordt de aard van de gedraging in aanmerking genomen. Bij minder ernstige en/of niet opzettelijke gedragingen kan een rol spelen dat de bankmedewerker inziet dat hij anders had moeten handelen en werk maakt van herstel. De voorzitter is het eens met de Algemeen Directeur dat de gedragingen onvoldoende ernstig zijn om beëdigde een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Herziening, regels voor de bank voor aanleveren informatie

TRB-2021-4572-AD
Algemeen Directeur, 18 maart 2021
TRB-2021-4572-HV
Tuchtcommissie (herzieningsbeslissing), 9 juni 2021

De bank heeft een melding ingediend, waarna de Algemeen Directeur onder meer klantgegevens bij de bank heeft opgevraagd. De bank heeft geweigerd deze klantgegevens te verstrekken. De Algemeen Directeur stelde zich op het standpunt dat de bank de gevraagde gegevens had moeten verstrekken. De Algemeen Directeur heeft de melding daarom afgewezen.

De bank heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De Tuchtcommissie zet in de herzieningsbeslissing uiteen welke regels gelden voor de bank voor het aanleveren van informatie.

De Tuchtcommissie verlangt dat alle stukken in niet-geanonimiseerde vorm worden gevoegd in het dossier. Dit waarborgt een behoorlijke procesgang en is in het belang van een effectieve verdedigingsmogelijkheid voor de persoon op wie het onderzoek ziet. De Tuchtcommissie wijst erop dat de Algemeen Directeur een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de juistheid en de volledigheid van zijn onderzoek. Daaraan kan niet worden voldaan als de Algemeen Directeur, door anonimisering of een andere vorm van verwijdering van gegevens, geen volledig inzicht heeft in de door de bank aangeleverde stukken. Een behoorlijke procesgang brengt mee dat de bank binnen een daartoe gestelde termijn zonder enige terughoudendheid de juiste en volledige informatie verstrekt. Voorkomen moet worden dat hierbij vertraging optreedt. De bank heeft de verantwoordelijkheid hieraan bij te dragen. De Tuchtcommissie oordeelt dat de tuchtrechtelijke procedure de grondslag biedt om persoonsgegevens te verwerken. De Tuchtcommissie verlangt daarom van de Algemeen Directeur en daarmee ook van de banken dat stukken volledig en niet-geanonimiseerd of gepseudonimiseerd worden aangeleverd.

De verplichting informatie te verstrekken geldt alleen dan niet als het verstrekken daarvan in redelijkheid niet van de bank kan worden gevergd of wanneer de bank daardoor in strijd met wet- of regelgeving zou handelen. Het gaat hiermee om uitzonderingen. De bank moet terughoudend zijn met een beroep op een uitzonderingsgrond. In het geval hierop een beroep wordt gedaan, moet de bank dat motiveren. Het is vervolgens de Algemeen Directeur die beslist of de bank al dan niet terecht een beroep op een uitzonderingsgrond heeft gedaan.

De Tuchtcommissie oordeelt dat het beroep van de bank op een uitzonderingsgrond in de onderhavige zaak niet opgaat. De AVG biedt in algemene zin geen beletsel gegevens te verstrekken aan de Algemeen Directeur. De bank had de klantgegevens daarom moeten verstrekken. De Tuchtcommissie wijst er verder op dat een erkenning van de bankmedewerker van de verweten feiten geen reden is om de gegevens niet te verstrekken.

De Tuchtcommissie zou in een zaak als deze tot het oordeel zijn gekomen dat het herzieningsverzoek moet worden afgewezen. Omdat de bank echter aan een e-mail van de Algemeen Directeur de indruk kon ontlenen dat zij de gevraagde gegevens alsnog had mogen verstrekken, moet die gelegenheid alsnog worden geboden. De Tuchtcommissie wijst daarom het herzieningsverzoek toe en draagt de Algemeen Directeur op onderzoek te doen en een nieuwe beslissing te nemen.

 

Handelwijze met betrekking tot brief melder – geen tuchtrechtelijk verwijt

TRB-2021-4526-HV
Voorzitter van de Tuchtcommissie, 11 april 2021

Voortzetting van de sepotbeslissing van de Algemeen Directeur van 10 maart 2021.

Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af. Wat melder aanvoert in zijn herzieningsverzoek is voor de voorzitter geen reden te twijfelen dat verweerder niet meer betrokken was bij de behandeling van het dossier van melder, dat hij de brief van 2 juni 2020 heeft doorgestuurd naar de behandelaar van het dossier en de brief van 19 juni 2020 niet heeft ontvangen. Dat geen reactie op de brief van melder is gekomen nadat beëdigde die naar de juiste persoon heeft doorgestuurd, kan beëdigde niet tuchtrechtelijk worden aangerekend. Evenmin kan beëdigde worden verweten dat hij aan melder geen stukken ter inzage heeft gegeven. De voorzitter is het eens met de Algemeen Directeur dat niet is gebleken dat beëdigde tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.