Samenloop strafrecht en tuchtrecht, herzieningsverzoek toegewezen, verplichting aanlevering niet-geanonimiseerd onderzoekrapport

TRB-2019-3951-AD en TRB-2019-4261-AD
Algemeen Directeur 16 januari 2019

TRB-2019-3951-HV en TRB-2019-4261-HV
Herzieningsbeslissing 2 maart 2019

De bank heeft meldingen ingediend tegen twee voormalig bankmedewerkers. Deze meldingen hebben betrekking op persoonlijke zelfverrijking ten koste van de bank. De Algemeen Directeur beslist geen klacht aan de Tuchtcommissie voor te leggen. De bank heeft geen onderzoeksrapport ingediend. Uit de melding en de verstrekte stukken blijkt dat nog strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan naar de gedragingen waarop de meldingen betrekkingen hebben. Dit strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond, terwijl evenmin bekend is hoe lang dit onderzoek nog zal duren. De Algemeen directeur acht het daarom niet opportuun om de tuchtrechtelijke procedure voort te zetten.

De melder heeft om herziening van deze beslissingen verzocht. Bij deze herzieningsverzoeken is door de melder een – deels geanonimiseerd – onderzoeksrapport overgelegd.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst de herzieningsverzoeken toe. De melding heeft hoofdzakelijk betrekking op de verstrengeling van de persoonlijke belangen van de beëdigden en de belangen van de bank. De meldingen beperken zich daardoor niet tot het plegen van strafbare feiten en leggen het zwaartepunt bij integriteitsschendingen. De gedragingen zouden zich een lange periode hebben voorgedaan. Er bestaat daarom aanleiding om de beëdigden te onderwerpen aan een tuchtrechtelijke toetsing. De Algemeen directeur wordt daarom opgedragen een klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie. De melder dient de Algemeen directeur van een onderzoeksrapport in niet-geanonimiseerde vorm te voorzien.

Download hier de beslissingen van de Algemeen directeur: 3951 beslissing AD en 4261 beslissing AD

Download hier de herzieningsbeslissingen: 3951 herzieningsbeslissing en 4261 herzieningsbeslissing

Geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen, afwijzing herzieningsverzoek

TRB-2018-4029-HV
Voorzitter Tuchtcommissie, 12 december 2018

Volgens melder heeft de bankmedewerker, die als externe werkzaam is bij de bank, niet kenbaar gemaakt dat hij als externe was ingehuurd door de bank. Daarnaast heeft de bankmedewerker volgens melder niet de bankierseed afgelegd, wat hij wel had moeten doen.

De Algemeen Directeur is van oordeel dat uit de melding niet blijkt dat de bankmedewerker de bankierseed niet heeft afgelegd. Daarnaast acht hij het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de bankmedewerker niet kenbaar heeft gemaakt dat hij door de bank extern is ingehuurd. Het zou niet moeten uitmaken of melder wordt geholpen door een eigen medewerker van de bank of door een ingehuurde kracht.

Melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie is met de Algemeen Directeur van oordeel dat het enkele feit dat de bankmedewerker hem niet zou hebben medegedeeld dat hij een extern ingehuurde medewerker van de bank is, niet een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging oplevert. De voorzitter van de Tuchtcommissie merkt daarbij op dat onvoldoende onderbouwd is welk nadeel melder heeft ondervonden. In het midden kan blijven of de bankmedewerker de bankierseed heeft afgelegd omdat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4029 beslissing AD
Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4029 herzieningsbeslissing

Afwijzing melding wegens civielrechtelijk conflict terecht

TRB-2018-4001-HV
Voorzitter Tuchtcommissie, 12 december 2018. 

De melder stelt dat de bankmedewerker in strijd heeft gehandeld met de bankierseed en dat sprake is van smaad, doordat de bankmedewerker stelt dat de melder een document heeft vervalst.

De melder is in een civielrechtelijke procedure met de bank verwikkeld. De Algemeen Directeur oordeelt dat hij geen onderzoek doet naar civielrechtelijke conflicten. Uit de inhoud van de melding en de door melder verstrekte stukken volgt voorts niet dat dat de bankmedewerker zich in de uitoefening van haar beroep niet integer en onzorgvuldig heeft gedragen. De bankmedewerker heeft – in haar rol als juridisch vertegenwoordiger van de bank – een standpunt namens de bank ingenomen dat, binnen de context van de civielrechtelijke procedure, geen voldoende ernstig tuchtrechtelijk verwijt oplevert.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing van de Algemeen Directeur in stand gelaten en het herzieningsverzoek afgewezen. De voorzitter van de Tuchtcommissie merkt daarbij op dat procespartijen zich in een gerechtelijke procedure in beginsel vrij kunnen verweren door hun stellingen en argumenten aan de rechter voor te leggen.  Het voert, gelet op de aard van het bancaire tuchtrecht,  te ver om het waarheidsgehalte van uitlatingen gedaan door een of beide procespartijen in een civiele procedure,  te onderzoeken.

Download hier de afwijzing door de Algemeen Directeur: Dossier 4001 beslissing AD
Download hier de volledige herzieningsuitspraak: Dossier 4001 Herzieningsbeslissing

Afwijzingen meerdere meldingen terecht: geen behandeling wegens civielrechtelijke conflicten

TRB-2018-4227, TRB-2018-4272, TRB-2018-4273, TRB-2018-4274, TRB-2018-4275, TRB-2018-4276.

Herzieningsbeslissing

Melder is van oordeel dat de betrokken bankmedewerkers in een civielrechtelijke procedure omtrent de executoriale verkoop van zijn schip door de bank de rechter hebben misleid over het bestaan van (rechtsgeldig) beslag.

De Algemeen Directeur oordeelt dat de melding nauw samenhangt met de civielrechtelijke procedure die melder tegen de bank is gestart, waardoor – gelet op art. 2.2.4. van het Tuchtreglement Bancaire Sector – de Algemeen Directeur besloten heeft de melding niet te onderzoeken. Daarnaast heeft melder niet kenbaar gemaakt welke individuele gedragingen van de betrokken medewerkers volgens hem tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn geweest. De Algemeen Directeur heeft soortgelijke beslissingen genomen in 4227, 4272, 4273, 4274, 4275 en 4276.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat onvoldoende is gebleken welke gedragingen van de individuele bankmedewerkers (van ná 1 april 2015) volgens melder in strijd zouden zijn met de bankierseed. De voorzitter van de Tuchtcommissie is van oordeel dat de Algemeen Directeur terecht heeft verwezen naar art. 2.2.4 van het Tuchtreglement Bancaire Sector. De voorzitter oordeelt dat het geschil met de bank in hoofdzaak gaat over gebreken die volgens melder kleven aan de beslaglegging. De juistheid over mededelingen van bankmedewerkers over dit beslag, is aan de rechters in de civiele procedure voorbehouden. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4227 beslissing AD 
Download hier alle gerelateerde herzieningsbeslissingen: Dossiers 4227, 4272, 4273, 4274, 4275 en 4276 herzieningsbeslissingen

Terechte afwijzing melding; kwestie ziet niet op tuchtrecht maar op bankbeleid

TRB-2018-4255-HV
Voorzitter Tuchtcommissie, 19 november 2018

De melder stelt dat de bankmedewerker een onzorgvuldige afweging van belangen heeft gemaakt. De melder had verzocht om de aflossing op de hypotheekachterstand in het vervolg op twee tijdstippen in de maand af te schrijven, in plaats van één keer per maand het hele bedrag. De bankmedewerker is daarmee niet akkoord gegaan. De Algemeen Directeur heeft besloten geen nader onderzoek te doen naar de melding en er hierbij op gewezen dat de beslissing van de bank geen individuele gedraging is die tuchtrechtelijk relevant zou kunnen zijn. Verder is niet gebleken dat de bankmedewerker niet op een zorgvuldige of professionele wijze zou hebben gehandeld.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat de bankmedewerker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De bankmedewerker moet naast de belangen van de melder ook rekening houden met de belangen van de bank en mogelijk intern beleid. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4255 beslissing AD
Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4255 herzieningsbeslissing

Meldingen inzake kwesties van vóór de bankierseed of in civielrechtelijke procedure – terecht afgewezen

TRB-2018-4200-AD en TRB-2018-4201-AD
Algemeen directeur, 18 oktober 2018
TRB-2018-4200-HV en TRB-2018-4201-HV
Voorzitter Tuchtcommissie, 19 november 2018

Door de melder zijn meldingen ingediend tegen twee  (toenmalig) leden van de Raad van Commissarissen van een bank. Deze bankmedewerkers zouden in een civielrechtelijke procedure bedrieglijk hebben verklaard en de melder valselijk hebben beschuldigd, waardoor de rechter is misleid en een eerlijke procesgang is belet. De melder had deze civielrechtelijke procedure tegen de bank, zijn voormalig werkgever, aangespannen.

De Algemeen Directeur heeft besloten geen nader onderzoek in te stellen naar de meldingen. De gedragingen hebben grotendeels plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de bankierseed. Voor zover de gedragingen ook daarna hebben plaatsgevonden is van belang dat deze hebben plaatsgevonden binnen de kaders van een civielrechtelijke procedure. De Algemeen Directeur wijst op art. 2.2.4 van het Tuchtreglement waarin is bepaald dat hij kan besluiten om geen klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie als de gedragingen door het instellen van een procedure aan het oordeel van een rechterlijke instantie onderworpen is of is geweest.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat de Algemeen Directeur terecht heeft gesteld dat gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het afleggen van de bankierseed niet onder de werking van het tuchtrecht vallen. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt voorts dat de mededelingen van de bankmedewerker aan een gerechtelijke toetsing onderworpen is geweest. Het voert te ver om het waarheidsgehalte van uitlatingen in een civiele procedure te onderzoeken. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af.

Download hier de beslissingen van de Algemeen Directeur: Dossier 4200 beslissing ADDossier 4201 beslissing AD
Download hier de herzieningsbeslissingen: Dossiers 4200 en 4201 herzieningsbeslissingen

Geen opzet in het spel – melding terecht afgewezen

TRB-2018-4004-HV
Voorzitter Tuchtcommissie, 19 november 2018

De melder stelt dat bankmedewerker onzorgvuldig heeft gewerkt en heeft gelogen door te stellen dat uit de bankadministratie niet blijkt dat het (hypotheek)dossier haastig is opgepakt.

De Algemeen Directeur is van oordeel dat niet is gebleken dat de bankmedewerker in zijn dienstverlening onzorgvuldig of onprofessioneel heeft gehandeld en daarmee een integriteitsnorm heeft geschonden. Daarnaast zijn handelingen van of dienstverlening door de bank als instelling uitgesloten van de tuchtprocedure.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing in stand gelaten en het herzieningsverzoek afgewezen. De voorzitter van de Tuchtcommissie merkt daarbij op dat de bank, in dit geval bij monde van bankmedewerker, in verband met de aansprakelijkheidsstelling van melder in beginsel vrijelijk een standpunt moet kunnen innemen in geval zij aansprakelijk wordt gesteld. De voorzitter van de Tuchtcommissie ziet geen aanleiding te veronderstellen dat bankmedewerker opzettelijk de waarheid geweld heeft willen aandoen. Het staat hem vrij om namens de bank een andere conclusie te verbinden aan stukken dan melder doet.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4004 beslissing AD
Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4004 Herzieningsbeslissing

Melding onvoldoende onderbouwd – melding terecht afgewezen

TRB-2018-4025-AD en TRB-2018-4025-HV
Algemeen directeur, 4 oktober 2018
Voorzitter Tuchtcommissie, 29 oktober 2018

De melder stelt dat de bankmedewerker een onjuiste mededeling heeft gedaan aan zijn rechtsbijstandsverlener. Daarnaast heeft de bankmedewerker onjuiste gegevens opgenomen in een brief.

De Algemeen Directeur oordeelt dat de melding onvoldoende is onderbouwd en acht het daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat de bankmedewerker de bankierseed zou hebben geschonden. De door de melder gestelde onjuiste vermelding in een brief is van dusdanig ondergeschikt belang dat dit onvoldoende ernstig is om een onderzoek daarnaar te rechtvaardigen.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst erop dat de melding in de kern betrekking heeft op een geschil tussen hem en de bank, waarvoor het bancaire tuchtrecht niet het middel is om dit geschil te beslechten. Dat de bankmedewerker opzettelijk niet de waarheid zou hebben gesproken is niet zodanig onderbouwd dat dit een tuchtrechtelijk onderzoek rechtvaardigt. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: dossier TRB-2018-4025-AD.
Download hier de herzieningsbeslissing:  dossier TRB-2018-4025-HV.

Onvoldoende onderbouwde melding

TRB-2018-4256-AD en TRB-2018-4256-HV
Algemeen directeur, 2 oktober 2018
Voorzitter Tuchtcommissie, 18 oktober 2018

De melder stelt dat de bankmedewerker zich niet open en toetsbaar opstelt en zich niet houdt aan wet- en regelgeving.

De Algemeen Directeur oordeelt dat de melding niet voorzien is van een onderbouwing en daardoor niet voldoet aan de eisen van 2.1.1 van het Tuchtreglement Bancaire Sector. Voorts heeft melder geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen dan melder in eerdere soortgelijke meldingen heeft aangedragen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat bankmedewerker een persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt te maken valt.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing en de motivering van de Algemeen Directeur in stand gelaten en het herzieningsverzoek afgewezen.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4256 beslissing AD
Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4256 herzieningsbeslissing

Opmerking tijdens lopende procedure leidt niet tot een nieuw tuchtrechtelijk verwijt

TRB-2018-4254-AD en TRB-2018-4254-HV
Algemeen directeur, 2 oktober 2018
Voorzitter Tuchtcommissie, 18 oktober 2018

De beëdigde zou volgens melder op de vergadering van de Commissie van Beroep in de zaak met meldingsnummer 3593 hebben erkend dat hij de handleiding speciaal beheer bewust niet op de casus van melder heeft toegepast. Daarnaast zou hij belangenverstrengeling hebben erkend, en hebben erkend dat sprake was van een datalek.

De Algemeen Directeur doet geen onderzoek aangezien hij van mening is dat opmerkingen die door beëdigden tijdens lopende procedures worden gemaakt, behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden, op zichzelf niet tot een nieuw tuchtrechtelijk verwijt kunnen leiden. De door melder genoemde omstandigheden leveren geen uitzonderlijke omstandigheid op. Melder heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen dan in eerdere melding(en) reeds is gedaan.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing en de motivering van de Algemeen Directeur in stand gelaten.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4254 beslissing AD
Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4254 herzieningsbeslissing