Geen nader onderzoek naar meldingen, herzieningsverzoeken afgewezen Gepost op 13 maart 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-3976-AD, TRB-2019-4258-AD, TRB-2019-4259-AD, TRB-2019-4260-AD Algemeen directeur, 17 oktober 2018 TRB-2018-3976-HV, TRB-2019-4258-HV, TRB-2019-4259-HV, TRB-2019-4260-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 13 maart 2019 Door de melder zijn over 4 medewerkers meldingen ingediend. De meldingen houden verband met een door de melder gehuurde woning. Volgens de melder hebben de medewerkers in strijd met de bankierseed gehandeld, onder meer door het vertonen van intimiderend gedrag en het aanzetten tot contractbreuk van de huurder (melder) richting de verhuurder. De Algemeen directeur heeft besloten geen nader onderzoek te doen naar de melding. De betrokken medewerkers zijn in dienst bij een beleggingsonderneming; een dochteronderneming van een bank. De beleggingsonderneming is geen bank zoals bedoeld in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht. Het bancaire tuchtrecht is daarom niet van toepassing op werknemers van de beleggingsonderneming. De gedragingen van de medewerkers kunnen daarom niet aan de bankierseed worden getoetst. De melder heeft om herziening van de beslissingen van de Algemeen directeur verzocht. Over de beslissing in dossier TRB-2019-3976-AD (medewerker 1) oordeelt de voorzitter van de Tuchtcommissie als volgt. De medewerker is in dienst bij een beleggingsonderneming. Op 31 maart 2015 heeft de medewerker de bankierseed afgelegd. De beleggingsonderneming beschikte tot 19 december 2016 over een bankvergunning. Alleen gedragingen van de bankmedewerker tussen 31 maart 2015 en 19 december 2016 kunnen daarom aan het bancaire tuchtrecht worden getoetst. De voorzitter van de Tuchtcommissie is van oordeel dat niet blijkt dat de medewerker in die periode in strijd heeft gehandeld met de bankierseed. Het herzieningsverzoek wordt daarom afgewezen. De herzieningsverzoeken in dossiers TRB-2019-4258-HV, TRB-2019-4259-HV, TRB-2019-4260-HV worden door de voorzitter van de Tuchtcommissie (onder verwijzing naar de beslissing in dossier TRB-2019-3976-HV) eveneens afgewezen. Download hier de beslissingen van de Algemeen Directeur: TRB-2019-3976-AD TRB-2019-4258-AD TRB-2019-4259-AD TRB-2019-4260-AD Download hier de herzieningsbeslissingen van de Tuchtcommissie: TRB-2019-3976-HV TRB-2019-4258-HV TRB-2019-4259-HV TRB-2019-4260-HV
Samenloop strafrecht en tuchtrecht, herzieningsverzoek toegewezen, verplichting aanlevering niet-geanonimiseerd onderzoekrapport Gepost op 2 maart 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2019-3951-AD en TRB-2019-4261-AD Algemeen directeur, 16 januari 2019 TRB-2019-3951-HV en TRB-2019-4261-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 2 maart 2019 De bank heeft meldingen ingediend tegen twee voormalig bankmedewerkers. Deze meldingen hebben betrekking op persoonlijke zelfverrijking ten koste van de bank. De Algemeen directeur beslist geen klacht aan de Tuchtcommissie voor te leggen. De bank heeft geen onderzoeksrapport ingediend. Uit de melding en de verstrekte stukken blijkt dat nog strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan naar de gedragingen waarop de meldingen betrekkingen hebben. Dit strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond, terwijl evenmin bekend is hoe lang dit onderzoek nog zal duren. De Algemeen directeur acht het daarom niet opportuun om de tuchtrechtelijke procedure voort te zetten. De melder heeft om herziening van deze beslissingen verzocht. Bij deze herzieningsverzoeken is door de melder een – deels geanonimiseerd – onderzoeksrapport overgelegd. De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst de herzieningsverzoeken toe. De melding heeft hoofdzakelijk betrekking op de verstrengeling van de persoonlijke belangen van de beëdigden en de belangen van de bank. De meldingen beperken zich daardoor niet tot het plegen van strafbare feiten en leggen het zwaartepunt bij integriteitsschendingen. De gedragingen zouden zich een lange periode hebben voorgedaan. Er bestaat daarom aanleiding om de beëdigden te onderwerpen aan een tuchtrechtelijke toetsing. De Algemeen directeur wordt daarom opgedragen een klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie. De melder dient de Algemeen directeur van een onderzoeksrapport in niet-geanonimiseerde vorm te voorzien. Download hier de beslissingen van de Algemeen directeur: TRB-2019-3951-AD en TRB-2019-4261-AD Download hier de herzieningsbeslissingen: TRB-2019-3951-HV en TRB-2019-4261-HV
Geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen, afwijzing herzieningsverzoek Gepost op 12 december 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4029-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 12 december 2018 Volgens melder heeft de bankmedewerker, die als externe werkzaam is bij de bank, niet kenbaar gemaakt dat hij als externe was ingehuurd door de bank. Daarnaast heeft de bankmedewerker volgens melder niet de bankierseed afgelegd, wat hij wel had moeten doen. De Algemeen Directeur is van oordeel dat uit de melding niet blijkt dat de bankmedewerker de bankierseed niet heeft afgelegd. Daarnaast acht hij het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de bankmedewerker niet kenbaar heeft gemaakt dat hij door de bank extern is ingehuurd. Het zou niet moeten uitmaken of melder wordt geholpen door een eigen medewerker van de bank of door een ingehuurde kracht. Melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie is met de Algemeen Directeur van oordeel dat het enkele feit dat de bankmedewerker hem niet zou hebben medegedeeld dat hij een extern ingehuurde medewerker van de bank is, niet een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging oplevert. De voorzitter van de Tuchtcommissie merkt daarbij op dat onvoldoende onderbouwd is welk nadeel melder heeft ondervonden. In het midden kan blijven of de bankmedewerker de bankierseed heeft afgelegd omdat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af. Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 4029 beslissing AD Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4029 herzieningsbeslissing
Afwijzing melding wegens civielrechtelijk conflict terecht Gepost op 12 december 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4001-AD Algemeen directeur, 13 september 2018 TRB-2018-4001-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 12 december 2018 De melder stelt dat de bankmedewerker in strijd heeft gehandeld met de bankierseed en dat sprake is van smaad, doordat de bankmedewerker stelt dat de melder een document heeft vervalst. De melder is in een civielrechtelijke procedure met de bank verwikkeld. De Algemeen directeur oordeelt dat hij geen onderzoek doet naar civielrechtelijke conflicten. Uit de inhoud van de melding en de door melder verstrekte stukken volgt voorts niet dat dat de bankmedewerker zich in de uitoefening van haar beroep niet integer en onzorgvuldig heeft gedragen. De bankmedewerker heeft – in haar rol als juridisch vertegenwoordiger van de bank – een standpunt namens de bank ingenomen dat, binnen de context van de civielrechtelijke procedure, geen voldoende ernstig tuchtrechtelijk verwijt oplevert. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing van de Algemeen directeur in stand gelaten en het herzieningsverzoek afgewezen. De voorzitter van de Tuchtcommissie merkt daarbij op dat procespartijen zich in een gerechtelijke procedure in beginsel vrij kunnen verweren door hun stellingen en argumenten aan de rechter voor te leggen. Het voert, gelet op de aard van het bancaire tuchtrecht, te ver om het waarheidsgehalte van uitlatingen gedaan door een of beide procespartijen in een civiele procedure, te onderzoeken. Download hier de afwijzing door de Algemeen directeur: TRB-2018-4001-AD Download hier de volledige herzieningsuitspraak: TRB-2018-4001-HV
Afwijzingen meerdere meldingen terecht: geen behandeling wegens civielrechtelijke conflicten Gepost op 11 december 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4227-AD, TRB-2018-4272-AD, TRB-2018-4273-AD, TRB-2018-4274-AD, TRB-2018-4275-AD, TRB-2018-4276-AD Algemeen directeur, 15 november 2018 TRB-2018-4227-HV, TRB-2018-4272-HV, TRB-2018-4273-HV, TRB-2018-4274-HV, TRB-2018-4275-HV, TRB-2018-4276-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 11 december 2018 Melder is van oordeel dat de betrokken bankmedewerkers in een civielrechtelijke procedure omtrent de executoriale verkoop van zijn schip door de bank de rechter hebben misleid over het bestaan van (rechtsgeldig) beslag. De Algemeen directeur oordeelt dat de melding nauw samenhangt met de civielrechtelijke procedure die melder tegen de bank is gestart, waardoor – gelet op art. 2.2.4. van het Tuchtreglement Bancaire Sector – de Algemeen directeur besloten heeft de melding niet te onderzoeken. Daarnaast heeft melder niet kenbaar gemaakt welke individuele gedragingen van de betrokken medewerkers volgens hem tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn geweest. De Algemeen directeur heeft soortgelijke beslissingen genomen in 4227, 4272, 4273, 4274, 4275 en 4276. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat onvoldoende is gebleken welke gedragingen van de individuele bankmedewerkers (van ná 1 april 2015) volgens melder in strijd zouden zijn met de bankierseed. De voorzitter van de Tuchtcommissie is van oordeel dat de Algemeen directeur terecht heeft verwezen naar art. 2.2.4 van het Tuchtreglement Bancaire Sector. De voorzitter oordeelt dat het geschil met de bank in hoofdzaak gaat over gebreken die volgens melder kleven aan de beslaglegging. De juistheid over mededelingen van bankmedewerkers over dit beslag, is aan de rechters in de civiele procedure voorbehouden. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af. Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: TRB-2018-4227-AD Download hier alle gerelateerde herzieningsbeslissingen: TRB-2018-4227-HV, TRB-2108-4272-HV, TRB-2108-4273-HV, TRB-2018-4274-HV, TRB-2018-4275-HV en TRB-2018-4276-HV
Terechte afwijzing melding; kwestie ziet niet op tuchtrecht maar op bankbeleid Gepost op 19 november 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4255-AD Algemeen directeur, 11 oktober 2018 TRB-2018-4255-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 19 november 2018 De melder stelt dat de bankmedewerker een onzorgvuldige afweging van belangen heeft gemaakt. De melder had verzocht om de aflossing op de hypotheekachterstand in het vervolg op twee tijdstippen in de maand af te schrijven, in plaats van één keer per maand het hele bedrag. De bankmedewerker is daarmee niet akkoord gegaan. De Algemeen directeur heeft besloten geen nader onderzoek te doen naar de melding en er hierbij op gewezen dat de beslissing van de bank geen individuele gedraging is die tuchtrechtelijk relevant zou kunnen zijn. Verder is niet gebleken dat de bankmedewerker niet op een zorgvuldige of professionele wijze zou hebben gehandeld. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat de bankmedewerker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De bankmedewerker moet naast de belangen van de melder ook rekening houden met de belangen van de bank en mogelijk intern beleid. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af. Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: TRB-2018-4255-AD Download hier de herzieningsbeslissing: TRB-2018-4255-HV
Meldingen inzake kwesties van vóór de bankierseed of in civielrechtelijke procedure – terecht afgewezen Gepost op 19 november 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4200-AD en TRB-2018-4201-AD Algemeen directeur, 18 oktober 2018 TRB-2018-4200-HV en TRB-2018-4201-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 19 november 2018 Door de melder zijn meldingen ingediend tegen twee (toenmalig) leden van de Raad van Commissarissen van een bank. Deze bankmedewerkers zouden in een civielrechtelijke procedure bedrieglijk hebben verklaard en de melder valselijk hebben beschuldigd, waardoor de rechter is misleid en een eerlijke procesgang is belet. De melder had deze civielrechtelijke procedure tegen de bank, zijn voormalig werkgever, aangespannen. De Algemeen directeur heeft besloten geen nader onderzoek in te stellen naar de meldingen. De gedragingen hebben grotendeels plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van de bankierseed. Voor zover de gedragingen ook daarna hebben plaatsgevonden is van belang dat deze hebben plaatsgevonden binnen de kaders van een civielrechtelijke procedure. De Algemeen directeur wijst op art. 2.2.4 van het Tuchtreglement waarin is bepaald dat hij kan besluiten om geen klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie als de gedragingen door het instellen van een procedure aan het oordeel van een rechterlijke instantie onderworpen is of is geweest. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat de Algemeen directeur terecht heeft gesteld dat gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het afleggen van de bankierseed niet onder de werking van het tuchtrecht vallen. De voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt voorts dat de mededelingen van de bankmedewerker aan een gerechtelijke toetsing onderworpen is geweest. Het voert te ver om het waarheidsgehalte van uitlatingen in een civiele procedure te onderzoeken. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen Directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af. Download hier de beslissingen van de Algemeen directeur: TRB-2018-4200-AD, TRB-2018-4201-AD Download hier de herzieningsbeslissingen: TRB-2018-4200 HV en TRB-2018-4201-HV
Geen opzet in het spel – melding terecht afgewezen Gepost op 19 november 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4004-AD Algemeen directeur, 17 oktober 2018 TRB-2018-4004-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 19 november 2018 De melder stelt dat bankmedewerker onzorgvuldig heeft gewerkt en heeft gelogen door te stellen dat uit de bankadministratie niet blijkt dat het (hypotheek)dossier haastig is opgepakt. De Algemeen directeur is van oordeel dat niet is gebleken dat de bankmedewerker in zijn dienstverlening onzorgvuldig of onprofessioneel heeft gehandeld en daarmee een integriteitsnorm heeft geschonden. Daarnaast zijn handelingen van of dienstverlening door de bank als instelling uitgesloten van de tuchtprocedure. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing in stand gelaten en het herzieningsverzoek afgewezen. De voorzitter van de Tuchtcommissie merkt daarbij op dat de bank, in dit geval bij monde van bankmedewerker, in verband met de aansprakelijkheidsstelling van melder in beginsel vrijelijk een standpunt moet kunnen innemen in geval zij aansprakelijk wordt gesteld. De voorzitter van de Tuchtcommissie ziet geen aanleiding te veronderstellen dat bankmedewerker opzettelijk de waarheid geweld heeft willen aandoen. Het staat hem vrij om namens de bank een andere conclusie te verbinden aan stukken dan melder doet. Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: TRB-2018-4004-AD Download hier de herzieningsbeslissing: TRB-2018-4004-HV
Melding onvoldoende onderbouwd – melding terecht afgewezen Gepost op 29 oktober 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4025-AD Algemeen directeur, 4 oktober 2018 TRB-2018-4025-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 29 oktober 2018 De melder stelt dat de bankmedewerker een onjuiste mededeling heeft gedaan aan zijn rechtsbijstandsverlener. Daarnaast heeft de bankmedewerker onjuiste gegevens opgenomen in een brief. De Algemeen directeur oordeelt dat de melding onvoldoende is onderbouwd en acht het daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat de bankmedewerker de bankierseed zou hebben geschonden. De door de melder gestelde onjuiste vermelding in een brief is van dusdanig ondergeschikt belang dat dit onvoldoende ernstig is om een onderzoek daarnaar te rechtvaardigen. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst erop dat de melding in de kern betrekking heeft op een geschil tussen hem en de bank, waarvoor het bancaire tuchtrecht niet het middel is om dit geschil te beslechten. Dat de bankmedewerker opzettelijk niet de waarheid zou hebben gesproken is niet zodanig onderbouwd dat dit een tuchtrechtelijk onderzoek rechtvaardigt. De voorzitter van de Tuchtcommissie laat de beslissing van de Algemeen directeur in stand en wijst het herzieningsverzoek af. Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: TRB-2018-4025-AD. Download hier de herzieningsbeslissing: TRB-2018-4025-HV.
Onvoldoende onderbouwde melding Gepost op 18 oktober 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-4256-AD Algemeen directeur, 2 oktober 2018 TRB-2018-4256-HV Voorzitter Tuchtcommissie, 18 oktober 2018 De melder stelt dat de bankmedewerker zich niet open en toetsbaar opstelt en zich niet houdt aan wet- en regelgeving. De Algemeen Directeur oordeelt dat de melding niet voorzien is van een onderbouwing en daardoor niet voldoet aan de eisen van 2.1.1 van het Tuchtreglement Bancaire Sector. Voorts heeft melder geen nieuwe feiten en omstandigheden aangedragen dan melder in eerdere soortgelijke meldingen heeft aangedragen. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat bankmedewerker een persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft de beslissing en de motivering van de Algemeen directeur in stand gelaten en het herzieningsverzoek afgewezen. Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: Dossier 4256 beslissing AD Download hier de herzieningsbeslissing: Dossier 4256 herzieningsbeslissing