Vallen privégedragingen onder het tuchtrecht? Gepost op 5 juni 2025 te 16:41.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak De melder verwijt de bankmedewerkster (zijn ex-echtgenote) zijn handtekening te hebben vervalst bij het indienen van de aanvraag wijziging van een nog op beider naam staande overlijdensrisicoverzekering. De ingediende wijziging zag op het verwijderen van de man als (tweede) verzekeringnemer. De Algemeen directeur is van oordeel dat de gestelde gedragingen privé handelingen betreffen die niet onder de reikwijdte van het bankentuchtrecht vallen. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-5056-AD, 20 november 2024. De melder heeft om herziening verzocht. De samenvatting van de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken volgt na de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of klik op de link voor de volledige beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken TRB-2024-5056-HV, 28 december 2024. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur Uit de toelichting op de melding en ook uit een eerder ingediende melding (TRB-2024-4970-AD) ziet de Algemeen directeur een beeld ontstaan van slepende onmin tussen melder en zijn ex-echtgenote (de bankmedewerkster) na de relatiebeëindiging en dat het onderhavige handelen een uitvloeisel daarvan is. De Algemeen directeur is van oordeel dat bij het onderhavige handelen geen sprake is van bijzondere, prangende raakvlakken met (de positie van) de bank als hierboven bedoeld. Uit de aangeleverde stukken blijkt dat het wijzigingsverzoek is verstuurd vanuit het privé e-mailadres van de bankmedewerkster en dat daarvoor geen bedrijfsmiddelen van de bank zijn gebruikt. Ook overigens geven de door melder overgelegde stukken geen blijk van bijzondere, prangende raakvlakken met (de positie van) de bank. De Algemeen directeur komt dus tot de conclusie dat er onvoldoende aanleiding is om het onderhavige privé-handelen van de bankmedewerkster onderwerp van een tuchtrechtelijke toetsing te laten zijn en zal daarom geen nader onderzoek doen. De Algemeen directeur sluit dan ook de melding. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken In het herzieningsverzoek wordt gesteld dat de voorliggende melding volledig los staat van de vorige melding jegens de bankmedewerkster. Ook geeft de melder aan dat de verzekeraar het onderzoek heeft afgerond en heeft geconcludeerd dat er een onterechte wijziging heeft plaatsgevonden zodat deze ongedaan is gemaakt. Volgens de melder staat deze gedraging van de bankmedewerkster niet op zichzelf, hij vindt dat aan dergelijke handelingen een halt moeten worden toegeroepen. De Voorzitter van de Tuchtcommissie banken is van oordeel dat de door de melder aangehaalde omstandigheden niet het oordeel van de algemeen directeur bestrijden dat onvoldoende raakvlakken met de bank bestaan. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen. Zie ook TRB-2024-4970-AD.
Herhaaldelijk niet reageren op verzoeken Gepost op 5 juni 2025 te 16:39.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak Aanleiding voor de melding is het uitblijven van een reactie op diverse verzoeken (van de melder) aan een bankmedewerker, de voormalig leidinggevende van de ex-partner van melder. Hij verwijt de bankmedewerker de gedragsregels te hebben geschonden door, zelfs na een toezegging binnen een week te zullen reageren, niet te hebben gereageerd. Voorts verwijt melder de bankmedewerker onvoldoende (functionele) maatregelen te hebben getroffen ten aanzien van zijn ex-partner. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur, of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-4971-AD, 22 februari 2024. De melder heeft een verzoek om herziening in gediend bij de voorzitter van de Tuchtcommissie Banken. De samenvatting volgt na de samenvatting op de beslissing van de Algemeen directeur. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De Algemeen directeur stelt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat op correspondentie van klanten door medewerkers van de bank wordt gereageerd. De correspondentie aan de bankmedewerker strekte er niet zozeer toe een (concrete) klantvraag te stellen maar om in meer algemene zin te wijzen op een door de melder gesignaleerde misstand betreffende het gedrag van een bankmedewerker, aldus de Algemeen directeur. Ook ten aanzien daarvan geldt als uitgangspunt dat daarop behoorde te worden gereageerd, mede aangezien een (inhoudelijke) reactie in het vooruitzicht was gesteld. Het hangt echter af van de omstandigheden van het geval of niet (nader) reageren door een bankmedewerker aanleiding geeft een tuchtklacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken. Uit de melding en de door melder toegestuurde informatie blijkt (hooguit) dat de bankmedewerker het eenmalig heeft nagelaten om een follow-up e-mail te sturen aan de melder. De Algemeen directeur is daarom van oordeel dat er (in ieder geval) geen sprake is van een zodanig ernstige onzorgvuldigheid dat de melding zou moeten worden voorgelegd aan de Tuchtcommissie Banken. Voor wat betreft het tweede onderdeel van de melding geeft de Algemeen directeur aan dat niet duidelijk is op welk persoonlijk en verwijtbaar handelen van de bankmedewerker wordt gedoeld. Het is aan de melder om bij een vermeende schending van de gedragscode concrete feiten te stellen en, indien mogelijk, deze te onderbouwen met stukken. Omdat naar het oordeel van de Algemeen directeur geen sprake is van ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de bankmedewerker dat aanleiding geeft een tuchtklacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken, wordt de melding gesloten. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken Ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht is de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken van oordeel dat de Algemeen directeur op juiste gronden heeft besloten geen nader onderzoek te doen instellen en derhalve geen klacht aan de Tuchtcommissie Banken voor te leggen. Het handelen van de bankmedewerker is immers niet zodanig ernstig onzorgvuldig dat dit nader onderzoek en het voorleggen van een klacht aan de tuchtcommissie zou rechtvaardigen. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen. De voorzitter van de Tuchtcommissie Banken stelt verder vast dat de melder enkel een op de zaak met meldingsnummer 4970 toegespitste motivering heeft ingebracht. Daarmee wordt niet duidelijk gemaakt welke gedragingen tuchtrechtelijk verwijtbaar zouden zijn. Omdat de bestaande onduidelijkheid niet is weggenomen, neemt de Voorzitter het oordeel van de Algemeen directeur ten aanzien van het tweede onderdeel van de melding over. Voor de hele uitspraak, klik op de link TRB-2024-4971-HV, 1 mei 2024.
Amoureuze relatie met bankklant en delen van informatie Gepost op 5 juni 2025 te 16:36.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak Melder verwijt bankmedewerkster, zijn ex-partner, meerdere amoureuze verhoudingen te zijn aangegaan met klanten van de bank. Een van de betrokkenen zou met persoonlijke problemen kampen, wat zich onder meer uitte in het doen (onterechte) bommeldingen en doen van doodsbedreigingen bij de bank. Melder voelde zich geraakt door dit gedrag. Voorts wordt de bankmedewerkster verweten vertrouwelijke informatie buiten de bank te hebben gebracht en informatie van de bank te hebben gedeeld via social media. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing of klik op de link voor de volledige tekst van de beslissing van de Algemeen directeur TRB 2024-4970-AD van 22 februari 2024, of de herzieningsbeslissing TRB-2024-4970-HV van 1 mei 2024. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur Uit de bij de melding gevoegde informatie blijkt dat ten aanzien van één klant sprake was van een amoureuze verhouding ten aanzien van één klant. De betreffende klant zou niet alleen bij de bank voor veel onrust hebben gezorgd wegens het doen van een (onterechte) bommelding en het uiten van doodsbedreigingen, maar ook bij de melder. De Algemeen directeur stelt vast dat het gedrag van de bankmedewerker zich hoofdzakelijk in de privésfeer heeft afgespeeld. Voorts is niet gebleken dat het om een meer dan eenmalig incident zou gaan. De Algemeen directeur erkent dat de bedreiging invloed van impact zullen zijn geweest, echter de bedreigingen waren afkomstig van een ander persoon dan de bankmedewerkster en kunnen haar niet worden aangerekend. Voor wat betreft het tweede onderdeel van de melding ziet de Algemeen directeur dat informatie buiten de bank is gebracht De informatie is echter niet van dien aard dat geconcludeerd wordt dat de gedragsregels onvoldoende ernstig zijn geschonden door de bankmedewerker en aldus geen aanleiding is om een Klacht aan de Tuchtcommissie Banken voor te leggen. Voor wat betreft het delen van informatie op social media overweegt de Algemeen directeur dat uit de onderbouwing van de melding niet blijkt is op welke wijze de bankmedewerker in strijd zou hebben gehandeld met de gedragsregels. De Algemeen directeur besluit geen Klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken en sluit het onderzoek. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken De Voorzitter van Tuchtcommissie Banken overweegt in zijn beslissing dat de Algemeen directeur op juiste gronden heeft besloten geen nader onderzoek in te stellen. Met betrekking tot het gestelde over de relatie van de bankmedewerkster met een klant van de bank, geeft de Voorzitter aan dat de gedragingen, wat daar ook van zij, zich primair in de privésfeer afspeelde en dat gedragingen van de klant, de bankmedewerkster niet tuchtrechtelijk kunnen worden verweten. Zie ook TRB-2024-4971-AD en TRB-2024-4971-HV en/of TRB-2024-5056-AD / TRB-2024-5056-HV.
Civielrechtelijk geschil, geen tuchtrechtelijk geschil Gepost op 5 juni 2025 te 15:44.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak De melding voldoet niet aan de minimale vereisten van artikel 2.1.1 van het Tuchtreglement Bancaire Sector, omdat niet duidelijk is welke gedragsregels verbonden aan de bankierseed zijn geschonden. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-5049-AD, 11 juli 2024. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De melder heeft een civielrechtelijk geschil met verschillende bankmedewerkers over de uitleg van de koopovereenkomst van zijn woning (appartementsrecht) inclusief twee parkeerplaats. Uit de melding en aanvullende reacties van de melder blijkt niet welk specifiek gedrag van de bankmedewerkers door de melder aan de orde worden gesteld. Daarnaast betreft de melding een geschil over een betaalde bijdrage voor beheer en onderhoud van een gemeenschappelijk terrein, dat door de bank zou zijn belegd. Dit onderdeel mist elke toelichting, waardoor niet vast te stellen is welk gedrag wordt verweten. Daarnaast betreft de melding een geschil over de door de melder betaalde bijdrage voor beheer en onderhoud van een gemeenschappelijk terrein, welke bijdrage door de bank zou zijn belegd. Dit onderdeel mist elke toelichting, waardoor niet is vast te stellen welk gedrag wordt verweten. Vanwege het ontbreken van benodigde informatie én onderbouwing stelt de Algemeen Directeur vast dat de melding niet voldoet aan de minimale vereisten van artikel 2.1.1. van het Tuchtreglement Bancaire Sector en sluit de melding zonder verder onderzoek. De melder heeft herziening gevraagd van de beslissing. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken of klik op de link voor volledige beslissing TRB-2024-5049-HV, 2 september 2024. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken De melder het niet eens met het oordeel van de Algemeen directeur, en stelt het niet eens te zijn met het standpunt voor wat betreft de reikwijdte van het bankentuchtrecht, naar het oordeel van de melder valt het handelen van de bank (als instelling) ook onder het bankentuchtrecht. In zijn verzoek om herziening vraagt hij de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken alle betrokken te horen. De voorzitter wijst het verzoek af omdat hij het met de Algemeen directeur eens is dat de melding niet voldoet aan de minimale vereisten van artikel 2.1.1 Tuchtreglement Bancaire Sector en dat om die reden er geen aanleiding is om tot het horen van oordeelt dat de melding niet voldeed aan de minimale vereisten en dat de Algemeen directeur terecht heeft besloten geen onderzoek uit te voeren. Daarom was er ook geen reden om betrokkenen te horen. De voorzitter stelt voorts vast dat het bancaire tuchtrecht niet ziet op handelingen van de bank zelf. Het verzoek om herziening wordt afgewezen. De melder heeft nogmaals een (vrijwel gelijkluidende) melding ingediend bij Tuchtrecht Banken. Meer over deze melding is te vinden via de volgende link TRB-2024-5084-AD.
Onvolledige melding, geen tuchtrechtelijk onderzoek Gepost op 5 juni 2025 te 15:38.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak Melder heeft niet kunnen aangeven over wie hij een melding indient en ook niet kunnen aangeven welk gedrag van welke individuele bankmedewerker(s) hij daarmee aan de orde beoogt te stellen en evenmin welke gedragsregel zou zijn geschonden. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-5084-AD, 22 oktober 2024. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De Algemeen directeur is van oordeel dat de melding niet voldoet aan artikel 2.1.1 van het Tuchtrechtreglement Bancaire Sector, dat voorschrijft dat een melding onder meer het volgende dient te bevatten: een voldoende nauwkeurige aanduiding van de identiteitsgegevens van de desbetreffende bankmedewerker(s), een omschrijving van de (concrete, feitelijke) gedraging die hem/haar verweten wordt en een onderbouwing van de stelling dat die gedraging in strijd zou zijn met de aan de bankierseed verbonden gedragscode. Ten overvloede merkt de Algemeen directeur nog op dat voor zover de melding ziet op gedrag van (een) bankmedewerker(s) dat van vóór de invoering van de bankierseed (2015) dateert, dat gedrag ook reeds om die reden niet daaraan kan worden getoetst. De Algemeen directeur besluit om geen onderzoek te doen en de melding af te sluiten De melder heeft herziening gevraagd van de beslissing. Een samenvatting van de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken volgt na de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur, of klik op de link voor volledige beslissing TRB-2024-5084-HV, 23 december 2024, 23 december 2024. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken De Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken overweegt in zijn beslissing dat zowel in de melding als in het ingediende herzieningsverzoek geen namen van individuele bankmedewerker(s) zijn genoemd. Ook is onvoldoende onderbouwd en/of toegelicht welk gedrag van individuele bankmedewerkers de melder aan de orde beoogt te stellen. De melding voldoet niet voldoet aan de minimale vereisten van artikel 2.1.1 van het Tuchtrechtreglement Bancaire Sector, het verzoek om herziening wordt daarom afgewezen. De melder had eerder een (vrijwel gelijkluidende) melding ingediend bij Tuchtrecht Banken. Meer over deze melding is te vinden via de volgende link TRB-2024-5049-AD.
Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door klachtbehandelaar? Gepost op 8 mei 2025 te 13:15.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak Melder, klant van de bank, is naar aanleiding van de afhandeling een door hem ingediende klacht bij het klachtloket van de bank van mening dat de klachtbehandelaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing de Algemeen directeur of volg de link naar de beslissing TRB-2024-4900-AD, van 27 mei 2024 en de herzieningsbeslissing TRB-2024-4900-HV, van 2 september 2024. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De Algemeen directeur heeft na ontvangst van de melding een verkort onderzoek gehouden. Uit het verkorte onderzoek stelt de Algemeen directeur vast dat de inhoudelijke discussie ziet op een (ouder) civielrechtelijk geschil waarover het bankentuchtrecht niet kan oordelen. Verder ziet de melding op hoe de bankmedewerker de melder heeft bejegend. Bij de beoordeling daarvan ziet de Algemeen directeur in de uitgebreide melding en het beperkte onderzoek dat hij vervolgens deed, geen gedragingen aan de zijde van de bankmedewerker die voldoende reden zouden vormen voor verder onderzoek. Dat de melder geen gelijk heeft gekregen omtrent zijn klacht is voor hem natuurlijk vervelend, overweegt de Algemeen directeur, maar de wijze van de behandeling van de klacht en wijze van communicatie levert geen aanknopingspunten op voor verder tuchtrechtelijk onderzoek. De Algemeen directeur staakt het onderzoek en zal geen Klacht voorleggen aan de Tuchtcommissie Banken. De Melder heeft hierop een herzieningsverzoek ingediend. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken De Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken heeft het herzieningsverzoek afgewezen. In zijn motivering van de beslissing geeft de Voorzitter aan dat de klacht ziet op het handelen van bankmedewerker als klachtbehandelaar en, vanuit zijn hoedanigheid als hoofd van de afdeling klachtbehandeling, het klachtbehandelingsbeleid binnen de bank. Melder verwijt de bankmedewerker dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie binnen de bank. In het herzieningsverzoek wordt hoofdzakelijk aandacht besteed aan de (wijze van) beslechting van een geschil van civielrechtelijke aard waarop het bancaire tuchtrecht geen betrekking heeft en voor wat betreft het handelen van bankmedewerker in het kader van de klachtbehandeling niet van nieuwe aanknopingspunten is gebleken, aldus de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken. Reden waarom het herzieningsverzoek wordt afgewezen.
Melding onvoldoende onderbouwd: afgewezen Gepost op 7 mei 2025 te 13:46.Geschreven door olavwagenaar Kern van de beslissing Melder stelt dat de partner van de bankmedewerkster woonfraude zou hebben gepleegd en belasting zou hebben ontdoken. De bankmedewerkster zou daarbij ook zelf betrokken zijn geweest. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-5070-AD, 23 augustus 2024 en/of de herzieningsbeslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken, TRB-2024-5070-HV, 29 oktober 2024. Melder heeft naast deze melding nog twee andere meldingen ingediend. Klik op link voor deze beslissingen: TRB-2024-4878-AD en TRB-2024-5132-AD. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De Algemeen directeur ziet in de melding een vervolg op een eerder door de melder ingediende melding. De melding betreft primair een (privé)geschil tussen de melder en de partner van de bankmedewerker. Op welke wijze de bankmedewerker hierbij direct betrokken zou zijn middels haar eigen handelen, volgt onvoldoende uit de bijlagen die de melder ter onderbouwing van de melding heeft meegestuurd, aldus de Algemeen directeur. Voorts blijkt uit de melding niet van enige betrokkenheid van de bankmedewerker met de gestelde ongeoorloofde handelingen waarvan de partner van de bankmedewerker wordt beticht. De Algemeen directeur wijst de melding af. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken De Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken ziet in het verzoek om herziening geen aanknopingspunten die verder onderzoek naar mogelijk handelen in strijd met de bankierseed zouden rechtvaardigen. De Voorzitter wijst het verzoek om herziening af.
Privé-handelen van bankmedewerkster tuchtrechtelijk verwijtbaar? Gepost op 7 mei 2025 te 13:46.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak De ingediende melding ziet op mogelijke belangenverstrengeling door de bankmedewerkster. Melder verwijt haar dat ze in privé bankhandelingen heeft verricht om daar voordeel uit te behalen. Kort samengevat ziet de melding op het volgende: naar aanleiding van een hulpvraag van de melders heeft de partner van de bankmedewerkster (althans zijn bedrijf) gelden aan hen had voorgeschoten en dat de bankmedewerkster heeft – ten behoeve van de terugbetaling daarvan – een overschrijvingsformulier ingevuld dat is verkregen van de als executeur testamentair aangewezen broer en dat vervolgens deze broer/executeur testamentair het overschrijvingsformulier heeft ondertekend, waarna de overschrijving is uitgevoerd. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing of lees hier de volledige beslissing van de Algemeen directeur TRB-2024-4878-AD 15 januari 2024 en ook de beslissing van de voorzitter van de Tuchtcommissie Banken van 1 mei 2024, TRB-2024-4878-HV. Melder heeft naast deze melding nog twee andere meldingen ingediend. Klik op link voor de beslissingen in de andere meldingen: TRB-2024- 5070-AD en TRB-2024-5132-AD. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De Algemeen directeur gaat in zijn beslissing in op de vraag of het privé-handelen van de bankmedewerkster onder de reikwijdte van de bankierseed valt. Met een verwijzing naar twee eerdere uitspraken van de Commissie van Beroep in de zaken met de nummers TRB-2020-3848-CB en TRB-2017-3536-CB besluit de Algemeen directeur de melding in behandeling te nemen omdat er – kort gezegd – voldoende raakvlakken met (het werk bij) de bank aanwezig zijn en dan kan ook het privé-handelen onder de reikwijdte van de bankierseed en het bancaire tuchtrecht vallen. In de beslissing geeft de Algemeen directeur aan dat de bankmedewerkster – gezien haar beroepsmatige hoedanigheid van bankmedewerker – zich in privé eigenlijk (in het geheel) niet met deze situatie had moeten inlaten en zich daarvan afzijdig had dienen te houden. Toch ziet de Algemeen directeur al met al geen aanleiding om ter zake van het (privé)handelen een klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie. Dat handelen is naar het oordeel van de Algemeen directeur immers wel goed verklaarbaar en te goeder trouw geweest. De bankmedewerkster is ingegaan op een van de melder(s) afkomstige hulpvraag. en ten tijde van dat handelen bestond over de omvang van de aan de melders voorgeschoten en door hen terug te betalen gelden geen discussie. Voor de goede orde merkt de Algemeen directeur in zijn beslissing nog op dat met het gegeven (tuchtrechtelijk) oordeel geen oordeel wordt geveld over het (civielrechtelijke) geschil dat zich tussen de melders en de partner van de bankmedewerkster is gaan aftekenen. Voor het vellen van een oordeel over dat (civielrechtelijke) geschil – dat kort gezegd ziet op de tussen die partijen gemaakte afspraken – zijn immers andere instanties (waarbij uiteraard eerstens aan de civiele rechter althans kantonrechter is te denken), aldus de Algemeen directeur. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken De Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken overweegt dat het herzieningsverzoek in de kern een herhaling is van eerder ingenomen stellingen, welke maar in beperkte mate met concrete feiten en stukken worden onderbouwd. Waar dit wel het geval is, bijvoorbeeld met betrekking tot het aantal erfgenamen, betreft het niet informatie die een geheel andere kijk op de melding geeft. Om die reden ziet de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken dan ook onvoldoende aanknopingspunten om aan de lezing waarvan de Algemeen directeur uitgaat te twijfelen. Het verzoek om herziening wordt afgewezen.
Heeft bankmedewerker in zijn functie als penningmeester bankierseed geschonden Gepost op 7 mei 2025 te 11:35.Geschreven door olavwagenaar Kern van de beslissing Melding over een bankmedewerker die in zijn hoedanigheid van penningmeester bij een stichting verschillende documenten zou hebben vervalst. Met zijn handelen heeft de bankmedewerker volgens de melder geen juiste invulling geven aan zijn functie binnen de stichting en zou hij enkel handelen in het belang van de voorzitter van het bestuur. Met zijn handelen heeft de bankmedewerker, zo stelt de melder, de door hem afgelegde bankierseed geschonden. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur, of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-4950-AD, 15 april 2024. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur De Algemeen directeur stelt voorop dat slechts sprake zou kunnen zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de bankmedewerker zich in de uitoefening van zijn beroep niet integer en/of onzorgvuldig heeft gedragen dan wel op andere wijze zijn bankierseed heeft geschonden. De melding en de daarbij gevoegde stukken bevatten geen onderbouwing van de verwijten die de melder aan de bankmedewerker toerekent. Omdat een onderbouwing aan de melding ontbreekt, beslist de Algemeen directeur de melding niet in behandeling te nemen en zal hij geen nader onderzoek instellen. De melder heeft bij de voorzitter van de Tuchtcommissie Banken herziening van de beslissing gevraagd. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken Het verzoek om herziening wordt afgewezen. De voorzitter van de Tuchtcommissie Banken stelt vast dat verzoeker in zijn verzoek een feitelijke uiteenzetting geeft. Uit deze uiteenzetting in combinatie met de inhoud van de melding en de verstrekte stukken, blijkt niet dat de bankmedewerker zich schuldig zou hebben gemaakt aan het falsificeren van handtekeningen en het onjuist opgeven van de UBO-formulieren. Het verzoek om herziening wordt afgewezen. Klik op de link de volledige tekst van de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken, TRB-2024-4950-HV, 29 mei 2024.
Eenmaal eigen rekening bekijken, geen maatregel Gepost op 10 maart 2025 te 14:02.Geschreven door olavwagenaar Kern van de uitspraak Heeft de bankmedewerker zich schuldig gemaakt aan rekeninggluren? Bij de bank zijn klachten over de bankmedewerker binnengekomen. De klachten waren voor de bank aanleiding om de opdracht met de bankmedewerker te beëindigen. De bankmedewerker heeft kort na zijn ontslag in de systemen van de bank opgezocht wie de klacht had ingediend, maar ook de gegevens van twee andere klanten opgezocht om lopende zaken over te dragen. Daarnaast heeft hij eigen (rekening)gegevens bekeken. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of vind hier de volledige beslissing: beslissing Algemeen directeur, 29 maart 2024, TRB-2024-4848-AD. De betrokken bank heeft een herzieningsverzoek ingediend. Lees hier de uitspraak van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken, 29 mei 2024, TRB-2024-4848-HV. Wat is het oordeel van de Algemeen directeur Rekeninggluren is het zonder zakelijk aanleiding bekijken van rekeninggegevens. De Algemeen directeur is van oordeel dat het bekijken van de rekeninggegevens van de bankklanten een zakelijke grondslag had. Dit levert geen schending op van een van de regels van de Gedragscode verbonden aan de bankierseed. Het bekijken van de eigen (rekening)gegevens daarentegen is in strijd met de interne regels van de bank. In deze regels staat onder meer dat het medewerkers niet is toegestaan om de systemen van de bank te gebruiken voor privé doeleinden. Daaronder valt ook het raadplegen van eigen gegevens in de systemen van de bank. Dat hiermee (wel) gedragsregels 1 en 4 van de aan de bankierseed verbonden gedragscode zijn overtreden, is op zichzelf een feit, aldus de Algemeen directeur. Aangezien het echter slechts een eenmalige overtreding betreft en het om uw eigen gegevens gaat acht de Algemeen directeur deze eenmalige misstap (afgezet ook tegen het feit dat de bankmedewerker een lange arbeidsgeschiedenis in de bancaire sector heeft, zonder eerdere incidenten) dermate marginaal dat voortzetting van de procedure niet opportuun wordt geacht. De betrokken bank is het niet eens met de beslissing van de Algemeen directeur en heeft om herziening van de beslissing gevraagd. Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken In het verzoek tot herziening geeft de bank aan dat het verweer van de bankmedewerker niet overeenkomt met de resultaten van het eigen onderzoek van de bank. De voorzitter van de Tuchtcommissie deelt de zienswijze van de betrokken bank niet. De juistheid van de de verklaring van de bankmedewerker wordt niet weerlegt door de uitkomsten van het eigen onderzoek van de bank. De voorzitter van de Tuchtcommissie is van oordeel dat de Algemeen directeur, door uit te gaan van de juistheid van die verklaring, op begrijpelijke gronden heeft kunnen beslissen dat wel degelijk een zakelijk doel ten grondslag heeft gelegen aan de raadplegingen. Verder deelt de voorzitter van de Tuchtcommissie de overwegingen van de Algemeen directeur ten aanzien van de het bekijken van de eigen rekeninggegevens door de bankmedewerker. Het verzoek om herziening van de beslissing wordt afgewezen.