Individuele gedragingen in het bancair tuchtrecht Gepost op 8 juni 2023 te 15:41.Geschreven door olavwagenaar In het bancaire tuchtrecht draait het om het individuele gedrag van de bankmedewerker. Bij gedragingen als rekeninggluren of frauderen zal het voor iedereen duidelijk zijn dat er sprake is van niet integer handelen. De gluurder of fraudeur moet hierop worden aangesproken. Vanzelfsprekend zijn er veel meer handelingen die tuchtrechtelijk laakbaar zijn. De invulling van wat wel en niet als laakbaar moet worden gekwalificeerd is soms een lastige. De beloningskwestie is daar een goed voorbeeld van. Zorgvuldig handelen? In de beloningskwestie waren wij van mening dat het besluit tot verhoging van het salaris van de bestuursvoorzitter van de bank niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de gevolgen het vertrouwen in de bankensector hebben geschaad. De Tuchtcommissie zag dat anders en oordeelde dat niet gebleken is dat het besluitvormingsproces onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voor mij en mijn medewerkers was er voldoende aanleiding om de uitspraak ter toetsing voor te leggen aan de Commissie van Beroep. Met succes, de Commissie van Beroep oordeelde dat het besluit niet met voldoende zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Ook wordt het de betrokkenen aangerekend dat zij onvoldoende openheid van zaken wilden geven. Uitvoering bankbeleid? Door verweerders is in de procedure, zowel bij de Tuchtcommissie als de Commissie van Beroep, volgehouden dat zij niet kunnen worden aangesproken, omdat er sprake is van een beleidsbeslissing. Het beloningsvoorstel, zo betoogden zij, betrof immers uitvoering van bankbeleid en daarbij kan geen sprake zijn van individueel handelen dat kan worden getoetst onder het bancaire tuchtrecht. Zowel de Tuchtcommissie als de Commissie van Beroep wezen dit argument af. Het eindoordeel van de Commissie van Beroep luidde dat er wel integer maar niet zorgvuldig is gehandeld. Onderbelicht gebleven In de commentaren die volgden na de uitspraak was er veel aandacht voor de opgelegde maatregel (een berisping) aan drie bestuurders van een grote bankinstelling. Onderbelicht bleef de stelling van de bestuurders dat zij niet kunnen worden aangesproken. Ik vind dat jammer. De uitspraak laat zien dat bestuurders wel aangesproken kunnen worden op hun handelen. Ik herhaal nog maar eens wat de Commissie van Beroep hierover oordeelde. “6.15 De omstandigheid dat het beleid in collectief verband is vastgesteld en nader is ingevuld, maakt niet dat het handelen of nalaten van betrokkenen in dat kader niet meer tuchtrechtelijk getoetst kan worden. Een andere opvatting hieromtrent zou ertoe leiden dat beleidsbepalende bankmedewerkers zich aan het tuchtrecht zouden kunnen onttrekken door telkens als collectief beleid vast te stellen en nader in te vullen.” en “6.16 In het kader van het tuchtrecht moet wel helder zijn welk (persoonlijk) handelen of nalaten aan een tuchtrechtelijke toetsing wordt onderworpen.” Reactie bank onbegrijpelijk In haar commentaar stelt de bank dat de uitspraak indruist tegen de bedoelingen van de bankierseed om het individuele gedrag van de bankiers te beoordelen. Een onbegrijpelijke stelling omdat de Commissie van Beroep uitgebreid toelicht waarom de bestuurders wel zijn aan te spreken. Ook onbegrijpelijk omdat de bank zich kennelijk niet wil neerleggen bij de definitieve uitkomst van de procedure, zeker als je bedenkt dat het bancaire tuchtrecht door de banken zelf in het leven is geroepen. Ik besluit met de woorden van de Commissie van Beroep: “6.6 Het bancair tuchtrecht berust op de gedachte dat het primair aan de in Nederland gevestigde banken zelf is om dit vertrouwen te herstellen. De bank moet er niet alleen voor zorgen dat haar medewerkers de bankierseed afleggen, maar ook het tuchtrecht aanvaarden.” Mr. Jerry Brouwer Algemeen directeur Tuchtrecht Banken
Banken laten potentieel bankierseed nog te veel liggen Gepost op 13 januari 2022 te 11:38.Geschreven door olavwagenaar ‘Sustainable Finance Lab bestaat tien jaar, een feest om dit te vieren zit er nu niet in’, lees ik in het FD van 27 november 2021. Wel een interview met de oud-voorzitter en oprichter Herman Wijffels en Irene van Staveren, bestuurder van het eerste uur. Cultuuromslag nodig De kop is duidelijk: ‘Meer fatsoen eisen verandert de bankcultuur niet’. In het interview geeft Van Staveren aan dat een cultuuromslag nodig is bij de banken. En die kan je niet van bovenaf opleggen. Dingen zoals de uitdijende compliance, bankierseed en de zorgplicht zitten de bankiers meer in de weg om hun morele kompas te volgen dan die te helpen. Kort gezegd extrinsieke motivatie schiet zijn doel voorbij. Waardegedreven bankieren, dat is het doel, aldus Van Staveren. Opvallend is dat Wijffels en Van Staveren zich richten op een instrument, namelijk het stellen van een doel. Het enkel vaststellen van een doel zal er nooit toe kunnen leiden dat het doel ook wordt bereikt. Gelukkig wordt dit onderkend, ‘woorden zijn geen daden’ zeggen ze. Van binnenuit veranderen De meeste banken zijn nog niet zover dat de purpose waarvoor ze staan daadwerkelijk vorm heeft gekregen in de dienstverlening, het personeelsbeleid en beslissingen. Dat verbaast me niet. Er is een lange weg te gaan. In 2014 gaf de NVB met Toekomstgericht Bankieren aan hoe de bancaire wereld er uit moet komen te zien. Onderdelen van Toekomstgericht Bankieren zijn het Maatschappelijk Statuut, de Code Banken en de Gedragsregels verbonden aan de bankierseed. De bankierseed is op 1 april 2015 ingevoerd. Niet een van buiten opgelegd ding, maar een door de sector zelf voorgesteld instrument om het vertrouwen in de bankensector te versterken. Niet van buitenaf iets eisen, maar van binnenuit veranderen dus. Urgenda We zijn het er steeds meer over eens dat maatschappelijk verantwoordelijk handelen meer vraagt dan het gescheiden inzamelen van afval en vermindering dan wel verbod op het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat echt verder. Dit zien we op veel plaatsen terug. Voor Nederland is het toch wel de Urgenda-procedure die heeft laten zien dat verduurzaming kan worden afgedwongen door de rechter. De door de rechter opgelegde plicht om de CO2 met 20% te reduceren werd uiteindelijk breed gesteund. Waarom haal ik de Urgenda-procedure aan? Urgenda laat zien dat niet alleen de intrinsieke motivatie om tot een doel te komen, een uitkomst biedt. Gedragsverandering kan ook worden bereikt door extrinsieke motivatie. De bankierseed is een munt met twee kanten. Het aan de eed verbonden tuchtrecht is ingevoerd om het vertrouwen in de bankensector te versterken. Daarmee wordt invulling gegeven aan de intrinsieke motivatie om de integriteit binnen de sector te verhogen en het vertrouwen in de bankensector te versterken. Het is de bankmedewerker die zelf en wel overwogen de bankierseed aflegt en daarmee de Gedragscode onderschrijft. En de medewerker zal zelf zijn of haar weg daarin moeten vinden bij de dagelijkse werkzaamheden. Tuchtrecht middel om gesprek aan te gaan Waar twijfel bestaat over het handelen van een bankmedewerker kan een ieder, consument, ondernemer, collega bankmedewerker of werkgever een melding indienen bij Tuchtrecht Banken. De melding wordt beoordeeld en kan worden voorgelegd aan de Tuchtcommissie. Dat kan leiden tot een tuchtrechtelijke maatregel, zoals een berisping, boete of een beroepsverbod. Hier zien we de extrinsieke motivatie terug, de andere zijde van dezelfde munt. Maar het tuchtrecht is meer dan een stok achter de deur. In aanvulling op de bankierseed is het tuchtrecht ook een middel om als bankmedewerker, bank en maatschappij gezamenlijk het gesprek aan te gaan over wat als integer en deskundig kan worden gezien. En waarbij normen kunnen worden bepaald die duidelijkheid verschaffen, inclusief over duurzaamheid. Ook de uitspraken van de Tuchtcommissie kunnen normstellend werken. Onder andere om die reden worden deze gepubliceerd op de website van Tuchtrecht Banken (www.tuchtrechtbanken.nl). Belangrijk hierbij is dat ook de banken zelf het handelen van een medewerker kunnen laten toetsen. Zij kunnen immers zelf een melding doen bij Tuchtrecht Banken. Bankensector aan zet Kortom de bankierseed zit de bankier niet in de weg maar helpt de bankier zijn morele kompas te bepalen en te volgen en geeft invulling aan waardegedreven bankieren. Of beter gezegd; heeft de potentie dat te doen. Daar ligt nog een uitdaging. Gaat de sector dat oppakken of wacht de sector totdat zijzelf daartoe extrinsieke motivatie ondervindt? Jerry Brouwer Algemeen Directeur Tuchtrecht Banken
Wat gebeurt er met een melding? Gepost op 16 november 2021 te 15:34.Geschreven door olavwagenaar In dit blog leggen we graag uit hoe een melding over een schending van de bankierseed wordt behandeld. We geven aan welke stappen er worden gezet en hoeveel tijd daarvoor wordt vrijgemaakt. Kortom: een korte inkijk in de procedure bij Tuchtrecht Banken. De melding Het begint met de melding. De melding kan door iedereen worden ingediend. Driekwart van de meldingen wordt ingediend door particulieren en ondernemers. De overige meldingen komen van de banken. Iedere melding wordt binnen een week in behandeling genomen en gecontroleerd op de formele vereisten. Daarna wordt er telefonisch en/of schriftelijk contact opgenomen met de melder. De melder krijgt nog twee weken de gelegenheid om de melding toe te lichten en aan te vullen, bijvoorbeeld met bewijsstukken. Onderzoek of afwijzing Op basis van alle informatie wordt vervolgens besloten een onderzoek op te starten of de melding niet in behandeling te nemen. De Algemeen Directeur streeft ernaar deze beslissing binnen vier weken te nemen (nadat de informatie compleet is). De melder wordt hiervan op de hoogte gebracht. Het onderzoek begint De Algemeen Directeur start het onderzoek op. Te beginnen met het opvragen bij de bank van de naw-gegevens van de bankmedewerker, de datum van het afleggen van de bankierseed en verdere aanvullende gegevens. De bank krijgt twee tot vier weken de tijd om dit aan te leveren, afhankelijk van hoeveel aanvullende informatie wordt opgevraagd. Als het veel informatie betreft, heeft de bank soms langer de tijd nodig. Zodra het dossier compleet is, wordt de bankmedewerker op de hoogte gebracht van de melding die over hem/haar is ingediend en krijgt hij/zij alle stukken toegestuurd. De Algemeen Directeur vraagt de bankmedewerker een reactie te geven. De bankmedewerker kan zich door een (juridisch) adviseur laten bijstaan of zelf een reactie geven. Om dit goed te kunnen doen, krijgt de bankmedewerker hiervoor twee weken of een maand de tijd. In de procedure wordt de bankmedewerker verweerder genoemd. Na de beoordeling van de feiten en het verweer zal er een nieuwe afweging plaatsvinden. Het onderzoek gaat verder of de melding wordt afgewezen. Dit heet dan een sepot. Het onderzoek wordt doorgezet De verweerder wordt uitgenodigd om zijn verhaal in een interview toe te lichten. Deze interviews vinden als gevolg van het coronavirus digitaal plaats. Van het interview wordt een verslag gemaakt. De bankmedewerker mag hierop een aanvulling geven. Het onderzoek wordt vervolgens afgerond met een beslissing van de Algemeen Directeur. De melding kan worden geseponeerd, er kan een schikking worden voorgesteld of er kan een klacht worden voorgelegd aan de Tuchtcommissie Banken. Het hele onderzoek duurt al met al ongeveer vier maanden. Vanaf de melding tot aan hier zijn er minimaal 10 maanden verstreken. Niet eens met een besluit? Krijg je als melder te horen dat de melding niet in behandeling wordt genomen (afgewezen), of wordt de melding niet voorgelegd aan de Tuchtcommissie (sepot) dan kan je een herziening vragen aan de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken. Wordt het verzoek om herziening toegewezen dan zal de Algemeen Directeur een nieuw besluit moeten nemen. Vaak zal dat betekenen dat er alsnog een klacht wordt voorgelegd aan de Tuchtcommissie Banken. De Tuchtcommissie Banken Nadat de klacht aan de Tuchtcommissie is verzonden, vraagt de secretaris van de Tuchtcommissie aan de verweerder om binnen vier weken een schriftelijke reactie te geven op de klacht. Nadat het verweer binnen is, volgt er een zitting. De oproep wordt minimaal een maand van tevoren aan de partijen gezonden. Na de zitting heeft de Tuchtcommissie nog zes weken de tijd om de beslissing bekend te maken. Als de Tuchtcommissie meer tijd nodig heeft, kan deze termijn met nog eens zes weken worden verlengd. De procedure bij de Tuchtcommissie Banken duurt ongeveer vijf maanden. De hele procedure van de melding tot en met de bekendmaking van de uitspraak zal dan ongeveer anderhalf jaar in beslag hebben genomen. Dit kan langer zijn als het een complexe zaak betreft of dat door de betrokkenen veel uitstel is gevraagd. De Commissie van Beroep Tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie kan nog beroep worden aangetekend. Het beroep moet binnen een maand na de uitspraak worden ingediend. Zowel de verweerder als de Algemeen Directeur kunnen in beroep gaan. Uiteraard krijgen de verweerder en de Algemeen Directeur de gelegenheid om hun standpunten schriftelijk uiteen te zetten en om op elkaar te reageren. Daarna volgt er een zitting waarin de Commissie van Beroep vragen zal stellen en beide partijen de mogelijkheid biedt om de standpunten toe te lichten. De uitspraak van de Commissie van Beroep is de allerlaatste stap in de procedure. Reken erop dat de procedure bij de Commissie van Beroep ook zo’n vijf maanden in beslag neemt. Conclusie Je ziet dat vanaf het moment van het indienen van een melding tot aan de einduitspraak van de Commissie van Beroep tweeënhalf jaar kan zijn verstreken. In dat geval is er zeer regelmatig uitstel gevraagd en verkregen. Ook zie je dat voor de voorbereiding tot aan een eventuele klacht bij de Tuchtcommissie Banken ruim de tijd is vrijgemaakt. Daarmee hebben de melder en de betrokken bankmedewerker voldoende gelegenheid om hun verhaal te doen en kan in alle zorgvuldigheid een afweging van alle belangen worden gemaakt.
Zes jaar Tuchtrecht Banken: bewaker van de bankierseed Gepost op 1 april 2021 te 13:54.Geschreven door olavwagenaar Een eerste evaluatie. Wat zijn de uitkomsten van zes jaar bankrecht in Nederland? Bureau Charco & Dique, specialist in compliance management heeft op verzoek van Tuchtrecht Banken de eerste vijf jaren in beeld gebracht. Deze cijfers wilden we publiceren op het symposium van 1 april 2020 ter ere van ons vijfjarig bestaan. Helaas moesten we dit symposium afblazen vanwege de pandemie. Nu, een jaar later, op onze zesde verjaardag een bijgewerkt overzicht over de afgelopen zes jaren. Bijna duizend meldingen Tuchtrecht Banken ontving in de afgelopen zes jaren 988 meldingen van mogelijke schendingen van de bankierseed. Van de meldingen is 58% afkomstig van particulieren. Zakelijke klanten van banken volgen met 23%. De banken zelf zijn goed voor 15% de meldingen. Daarnaast heeft de Algemeen Directeur van Tuchtrecht Banken 34 onderzoeken gestart zonder dat een melding was ingediend. Bestuurders en beleidsbepalers vaak aangesproken Veruit de meeste meldingen zijn gericht tegen bankbestuurders en beleidsbepalers (33%), adviseurs in de bedrijfsvoering (26%) en medewerkers bij de klantenservice (16%). Het hoge aantal meldingen over bestuurders en beleidsbepalers komt vermoedelijk doordat deze personen meer in de belangstelling staan en een zekere eindverantwoordelijkheid dragen. Het hoge aantal meldingen over adviseurs in de bedrijfsvoering en medewerkers van de klantenservice is begrijpelijk, omdat deze professionals veel klantcontact hebben. Soort meldingen De meldingen over schending van de bankierseed zijn verschillend van aard. Denk aan zaken als vermeende valsheid in geschrifte, bevoordeling van zichzelf of naasten, onrechtmatig doorspelen van vertrouwelijke gegevens, rekeninggluren of een respectloze bejegening van klanten. Kwart van de meldingen leidt tot een maatregel Een kwart van de afgesloten meldingen leidt tot een maatregel. Dat kan zijn een educatieve maatregel, berisping, boete of een beroepsverbod. We hebben ook uitgezocht in hoeverre de melding van een vermeende overtreding van de gedragscode per functiegroep leidt tot een maatregel. De meldingen in de groep bestuur/beleid leiden minder vaak tot een maatregel. De reden hiervoor is dat veel meldingen gericht tegen bestuurders niet zien op het persoonlijk handelen van een bestuurder, maar op onvrede over het beleid van de bank als instelling. functie melding maatregel % melding/maatregel advies/bedrijfsvoering 229 98 43 % klantenservice 140 41 29 % leidinggevend 106 8 8 % bestuur/beleid 75 2 3 % onbekend 68 2 3 % accountmanager 45 1 2 % ondersteunend 13 3 23 % Meldingen van banken leiden vaker tot maatregel Meldingen van banken leiden vaker tot een maatregel dan de meldingen van derden. Dat is niet verwonderlijk. Banken beschikken vaak over gedetailleerde informatie, waarmee de melding wordt onderbouwd. Bovendien zijn banken er goed van op de hoogte welke incidenten een schending van de bankierseed kunnen opleveren en weten dus wanneer een incident bij Tuchtrecht Banken moet worden gemeld. Veel meldingen van consumenten worden ten onrechte bij Tuchtrecht Banken ingediend of zijn onvoldoende onderbouwd. De melders worden dan doorverwezen naar de juiste instantie, bijvoorbeeld het Kifid, of worden gevraagd de melding alsnog te onderbouwen. Als de aanvulling uitblijft of onvoldoende is, krijgt de melder te horen dat zijn melding niet verder in behandeling kan worden genomen. Wanneer de consument zijn melding onderbouwt, maar niet beschikt over verdere informatie, dan is het onderzoek van de Algemeen Directeur erop gericht de aanvullende informatie te verkrijgen. Bewaker van de bankierseed “Tuchtrecht Banken heeft in de eerste zes jaar laten zien dat het effectief maatregelen kan opleggen als de bankierseed wordt geschonden”, zegt Jerry Brouwer, algemeen directeur Tuchtrecht Banken. “Maar het kan altijd beter. Komende tijd zullen we ons focussen op het versterken van het tuchtrecht, zodat we nog meer duiding aan de bankierseed kunnen geven.“
Dragen de eed en belofte bij aan de verandering van cultuur en het vergroten van vertrouwen? Gepost op 11 februari 2021 te 18:25.Geschreven door olavwagenaar Het februari nummer van de Compliance Officer heeft als titel Eed/Belofte. Dat klinkt zwaar maar laat ik direct zeggen. Nee geen zware kost, wel zeer lezenswaardig. En mooie beschouwing over integriteit en werk. Vertwijfeld Cora Wielenga, directeur van het Nederlands Compliance Instituut, formuleert het mooi: “Ben ik nu fan van het systeem van de verplichte eed/belofte afleggen? Of moet het stoppen? Hoewel ik de dingen graag zeker weet, vind ik het in dit geval prima om het nog niet te weten, nog te twijfelen. Soms ligt het antwoord en ‘het goede doen’ juist in het ‘niet weten’ en de ‘vertwijfeling’”. Onderzoek Edgar Karssing (Nyenrode Business Universiteit) en Cora Wielenga deden onderzoek naar eed/belofte en kernwaarde in de financiële sector. Aan het onderzoek werkte 133 mensen mee, waarvan het merendeel werkzaam is bij een bankinstelling. “Door het uitspreken van een eed hoor je bij een groep die voor bepaalde waarden en normen staat. De eed kan zo daadwerkelijk bijdragen aan cultuur en vertrouwen. Maar dan moet je er wel mee aan de slag. Niet eenmalig, maar keer op keer” Kritisch De bevindingen sluiten aan bij de visie van Jonathan Soeharno. Zoals bekend van Soeharno heeft zijn bedenkingen bij het stelsel van afleggen van de eed/belofte en toepassing van tuchtrecht om gedrag te corrigeren. “Eed en tuchtrecht gaan over integriteit. Integriteit heeft helaas een negatieve bijklank. Iets dat niet geschonden mag worden. Die negatieve dimensie krijgt ook nadruk in het tuchtrecht.” “Maar er liggen ook positieve kansen”, zo stelt Soeharno. “Want integriteit kun je positief invullen en ontwikkelen. Wat is de cultuur die we willen? Waar staan we als bedrijf voor? Waar committeer je je aan als je de eed en de belofte aflegt? Dat zijn vragen die meer centraal mogen staan, ook in de praktijk van compliance.’ Tuchtrecht als middel om gesprek aan te gaan Cindy Verboom (manager en aanklager Tuchtrecht Banken) laat zien dat de eed/belofte en tuchtrecht wel degelijk bijdragen aan de verdere invulling en uitwerking van normen. “Het tuchtrecht is meer dan een stok achter de deur” geeft ze aan. “In aanvulling op de bankierseed is het tuchtrecht een middel om als bankmedewerker, bank en maatschappij gezamenlijk het gesprek aan te gaan over wat als integer en deskundig kan worden gezien.” Oproep Verboom doet een oproep. Grijp de bankierseed en het tuchtrecht aan om met elkaar te spreken over positief en negatief gedrag. Juist door dit bespreekbaar te maken, geven we invulling aan de normen voor de beroepsgroep en dragen we bij aan het vertrouwen, de integriteit en de kwaliteit van het bankiersvak.
Integere sector vraagt om zelfregulerend vermogen, naleving bankierseed en meewerken aan onderzoek Gepost op 7 januari 2021 te 16:08.Geschreven door reinierrombouts Het tuchtrecht voor bankmedewerkers is een goed instrument dat in samenhang met de bankierseed moet bijdragen aan een gedrags- en cultuurverandering in de financiële sector. De kracht van het tuchtrecht zit vooral in het zelfregulerende vermogen van de financiële sector, daar heeft de branche zich aan gecommitteerd bij de oprichting van Tuchtrecht Banken. Daarom is meewerken aan een onderzoek door banken cruciaal voor het imago van de sector. Zo cruciaal dat Tuchtrecht Banken melding kan maken bij DNB als banken niet voldoen aan hun wettelijke plicht om mee te werken. Tuchtrecht Banken is in 2015 opgericht als onafhankelijke uitvoerder van het bancaire tuchtrecht in Nederland. De Algemeen Directeur van Tuchtrecht Banken onderzoekt als aanklager meldingen van consumenten en banken over schendingen van het de bankierseed door bankmedewerkers. Dat betekent dat meldingen met name moeten komen van banken en consumenten. Al kan de aanklager in sommige gevallen ook zelf een zaak initiëren. Tuchtrecht Banken heeft verschillende instrumenten tot haar beschikking om meldingen te onderzoeken. Zo kunnen we vragen stellen aan banken en bankmedewerkers en bij hen nadere informatie opvragen. Banken en bankmedewerkers zijn volgens het tuchtrecht verplicht om hieraan mee te werken. Als het onderzoek van Tuchtrecht Banken aanleiding geeft tot nadere stappen dan wordt de zaak overgedragen aan de Tuchtcommissie die de zaak beoordeelt. Informatie verstrekken en meewerken Hoewel banken verplicht zijn om mee te werken aan informatieverzoeken, wordt in het tuchtreglement een belangrijk voorbehoud gemaakt. Ook omdat het soms om complexe zaken gaat. In dit reglement staat dat wanneer een bank vindt dat de gewenste informatie in redelijkheid niet van haar kan worden gevraagd of in strijd is met wet- en regelgeving, zij met een motivatie kan weigeren om deze te verstrekken. Over de motivatie van de bank en de al dan niet legitieme vraag van Tuchtrecht Banken gaan de partijen vervolgens in gesprek. Dit kunnen langdurige gesprekken worden, waarna de informatie toch niet, niet volledig of pas laat wordt gedeeld met Tuchtrecht Banken. De banken dienen naar de mening van Tuchtrecht Banken zorgvuldig met de uitzonderingsbepaling van het reglement om te gaan. Want Tuchtrecht Banken is afhankelijk van de medewerking van banken. Als een bank in gebreke blijft, wordt het onderzoek van een kwestie bemoeilijkt en wordt in ieder geval de doorlooptijd langer. Bovendien kan het niet meewerken aan een onderzoek aanleiding zijn voor een zelfstandig tuchtrechtelijk onderzoek. Ook kan Tuchtrecht Banken hiervan melding maken bij toezichthouder DNB, omdat banken dan niet aan hun wettelijke plicht voldoen. Melden, onderbouwen en oordelen Het tuchtrecht geldt voor alle Nederlandse banken en een goede samenwerking tussen de verschillende partijen is cruciaal. Gezamenlijk versterken we met behulp van het tuchtrecht het vertrouwen van de consument in de bancaire sector en geven we betekenis aan de (gedrags)normen in de sector. Daarbij zijn goed onderbouwde meldingen en het ruimhartig delen van informatie van groot belang. Alle meldingen worden serieus bekeken door professionele aanklagers. Tuchtrecht Banken beoordeelt of melders met hun melding aan het juiste adres zijn en of de melding voldoende is onderbouwd. Als dat het geval is, start de aanklager van Tuchtrecht Banken een onderzoek waarbij de verschillende partijen worden gehoord. Als daar aanleiding voor is komt de zaak vervolgens voor de Tuchtcommissie die een oordeel velt en wanneer nodig maatregelen oplegt.
Protocol Tuchtrechtelijk Register aangepast Gepost op 1 december 2020 te 09:32.Geschreven door reinierrombouts Het Protocol Tuchtrechtelijk Register is op 1 december 2020 gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat vanaf die datum meer organisaties toegang krijgen tot het register. Tuchtrecht Banken beheert het tuchtregister waarin de namen worden opgenomen van bankmedewerkers aan wie een maatregel is opgelegd. Een dergelijke registratie van de maatregel geldt voor een bepaalde periode, na afloop van die periode wordt de naam van die medewerker uit het register gehaald. Tuchtrecht Banken bestaat inmiddels vijf jaar. In die tijd zijn nieuwe inzichten ontstaan over de inrichting van het bancaire tuchtrecht en de manier waarop dit effectief kan worden ingericht. Daarom is de formulering van het Protocol Tuchtrechtelijk Register aangepast en zijn de teksten begrijpelijker gemaakt. Wijziging Banken die deelnemen aan het tuchtrecht mogen het register raadplegen in het kader van een sollicitatieprocedure. In het Protocol Tuchtrechtelijk Register is geregeld welke banken dit zijn. Dit onderdeel is op 1 december 2020 gewijzigd. Vanaf die datum krijgen meer organisaties toegang tot het register. Voorheen hadden alleen Nederlandse banken toegang tot het Tuchtrechtelijk Register, omdat zij wettelijke verplicht zijn om aan het tuchtrecht deel te nemen. Nu krijgen ook Europese banken met een bijkantoor in Nederland toegang wanneer zij zich vrijwillig aansluiten bij Tuchtrecht Banken. Daarnaast mag DNB het register raadplegen in het kader van integriteits- en geschiktheidstoetsen van bestuurders en beleidsbepalers. Op deze manier garandeert de sector gezamenlijk een optimale werking van het bancaire tuchtrecht en draagt zij bij aan de kwaliteit en integriteit van haar werkzaamheden. Het volledige Protocol Tuchtrechtelijk Register.
“Laat banken hun dilemma’s pro-actief bij Tuchtrecht Banken toetsen” Gepost op 3 april 2020 te 12:00.Geschreven door Compliance officers zouden de dilemma’s waarmee zij worstelen op de werkvloer uit zichzelf periodiek moeten voorleggen aan de Stichting Tuchtrecht Banken. Niet om te sanctioneren, maar om zo duidelijkheid te krijgen van een externe partij over wat wel en niet kan volgens de gedragsregels voortvloeiend uit de bankierseed. Dat zegt Antoinette van Rijn, voorzitter van de onafhankelijke Tuchtcommissie, in een interview. Interview in het kader van vijf jaar Stichting Tuchtrecht Banken met Antoinette van Rijn, voorzitter van de onafhankelijke Tuchtcommissie. Van Rijn is tevens raadsheer bij het gerechtshof Amsterdam. Hoe kijk je aan tegen de ontwikkeling van het tuchtrecht in de financiële sector? “Het is klein begonnen. Aftasten; hoe toetsen we de bankierseed? Wat we zien is dat veel bankmedewerkers die bij de Tuchtcommissie komen eigenlijk niet héél serieuze dingen hebben gedaan, maar waarachter toch problemen met integriteit schuilgaan. Wat mij vooral opvalt is dat de bewustwording van normen – wat doe je wel en wat doe je niet – afgeleid kan worden uit minder voor de hand liggende situaties. Het inkijken van rekeningen van anderen, het zogenaamde rekeninggluren: daarvan kun je je afvragen ‘tja, wie heeft daar verder last van?’ Niemand weet het, niemand ziet het, en toch gaat het om iets heel principieels: staan mensen zichzelf gedrag toe? En áls ze zichzelf dat gedrag toestaan, wat betekent dat dan voor de cultuur binnen de bank? Wordt erover gesproken? Wordt er iets gezegd als ‘ach, het bekijken van de rekeninggegevens van een bekende Nederlander, of je oom, of je buurman – dat is toch niet zo problematisch? Die kleine zaken komen vanaf het begin bij de Tuchtcommissie binnen en die komen nu, vijf jaar later, nog stééds binnen. Nog steeds wordt hier en daar de vraag opgeworpen of daarvoor nu het tuchtrecht moest worden ingesteld. Het antwoord daarop is: we weten het niet, want we weten niet goed hoe de uitspraken in zulke zaken doorwerken in de cultuur binnen banken. Wat betekent het voor de mensen die hiermee geconfronteerd worden? Wat zeggen zij tegen collega’s en tegen hun leidinggevenden? Wat doet het met hun bewustwording? Nemen zij de bewustwording over dit soort problematiek mee bij de begeleiding van nieuwe medewerkers? Dat vind ik een belangrijk punt van de ontwikkeling van het tuchtrecht. “We weten niet goed hoe uitspraken in zaken doorwerken in de cultuur binnen banken” Er zijn naast deze ‘kleine’ zaken natuurlijk ook grotere zaken binnengekomen. Die zijn in aantal minder. Wat daar de oorzaak van is, is moeilijk te zeggen. Maar de grotere zaken die binnengekomen zijn, doen er wel toe. Dan hebben we het over iemand die geen toestemming krijgt voor een VUT-regeling bij zijn bank en die zelf dan een manier bedenkt om die regeling zo aan te passen dat hij toch krijgt wat hij graag wil. Die vindt dan oprecht dat hij dat kan, dat mag en daartoe gerechtigd is. Terwijl je daar dus heel anders tegenaan kunt kijken. De Tuchtcommissie heeft dan ook beslist dat dat niet goed gegaan is. Natuurlijk is de ‘handtekeningenzaak’ ook een grote zaak. Daar zie je hoe de cultuur binnen de desbetreffende bank heel sterk bepaald werd doordat er gezegd werd dat als je een probleem tegenkomt, met alle tijdsdruk, dan los je dat maar op, op een bepaalde manier. Maar die manier is niet integer. Je kunt nooit de handtekening van een ander persoon op een document zetten, laat staan dat je überhaupt op het idee komt dat te doen. Ook de zaak waarin een bankmedewerker door een derde gevraagd werd naar de stand van zaken over de hypotheekbetalingen van de eigenaar van een woning die te koop stond, was een zaak die ertoe doet. Gezien de functie van die bankmedewerker mag je verwachten dat hij wist dat je dat soort informatie niet deelt met een derde in de privé-sfeer. Je ziet dus dat op diverse posities door de hele bank heen het heel lastig blijkt te zijn de juiste afweging te maken. De bankmedewerker weet: ik wéét dat ik het niet mag doen, maar ik doe het wel. Ik denk dat ieder individu invloed heeft op de cultuur binnen banken. Bewustwording is nodig, en ik denk dat de uitspraken die wij doen daarbij helpen.” Edgar Karssing, universitair docent Bedrijfsethiek en integriteit aan Nyenrode, doet onderzoek naar onder andere de argumenten die mensen gebruiken om iets wat niet mag, wat tegen hun eigen morele kader in gaat, tóch te doen. Als voorzitter van de Tuchtcommissie zie je ook veel bankmedewerkers die hun kant van het verhaal doen. Zie je die rechtvaardigingsargumenten ook? “Jazeker. Veel bankmedewerkers beginnen hun verdediging door te zeggen dat er binnen de bank weinig aandacht is geweest aan het afleggen van de bankierseed. Daar staat tegenover dat de banken juist zeggen dat zij aan het afleggen van de eed een ceremonie koppelen en dat er veel aandacht voor is. Toch zie ik als tuchtrechter, maar ook als strafrechter, de innerlijke afweging die mensen maken als de rode draad die Karssing ook herkent. Mensen weten dat iets niet mag, doen het dan toch, en rechtvaardigen hun acties achteraf.” Maar heeft dat dan te maken met hoe een bank de bewustwording organiseert? “Ik vind het in deze discussie lastig om te zeggen wat de plaats is van de organisatie als mensen hun handelen achteraf rechtvaardigen. Als de organisatie ontdekt dat het moeilijk is voor mensen om zich te beheersen in het doen van bepaalde dingen, dan moet daar op gereageerd worden. Mensen staan zichzelf toe om niet integer te handelen omdat zij zich ogenschijnlijk veilig wanen om dat te doen. Je zag bij die handtekeningenzaak, waarin wij tijdelijke beroepsverboden oplegden aan meer dan 60 mensen, dat de cultuur binnen de bank hier invloed op had. Er waren lijstjes, er heersten normen die leidden tot groepsdruk, tot tijdsdruk. Mensen die daar werkten wisten van elkaar wat ze aan het doen waren. Er werd onderling gesproken over de handelwijze. Mensen die in tijdproblemen kwamen kregen te horen hoe ze dat snel op konden lossen. Daar moet een signaal op volgen in die zin dat dit absoluut niet kan en dat heeft de Tuchtcommissie duidelijk gemaakt. Door de uitspraken die wij doen, wordt zichtbaar dat rekeninggluren met enige regelmaat gebeurt, en dat zaken zoals de handtekeningenkwestie gebeuren. Ook uitspraken over leidinggevenden hebben geleid tot voorbeelden van niet integer handelen. Dat moet de mensen binnen de banken, maar ook de organisaties zelf aan het denken zetten.” Dan heb je het over de rol van leidinggevenden. Hier en daar wordt wel kritiek geuit op het relatief kleine aantal leidinggevenden dat voor de Tuchtcommissie verschijnt. “Dat begrijp ik, maar laten we wel de verhoudingen in de gaten blijven houden. Ongeveer 87.000 bankmedewerkers hebben de bankierseed afgelegd. Van die 87.000 is misschien 1 procent leidinggevende op topniveau. Ook het aantal functies in het middenkader is in verhouding kleiner dan het aantal uitvoerende functies. Dan is het logisch dat deze verhoudingen terug te zien zijn in de verhoudingen bij het aantal zaken en je dus een groot aantal, zogenaamd kleine zaken ziet. Toch hebben we een aantal zaken met leidinggevenden gehad waarvan we vonden dat zij gedrag vertoonden waarvan wij als Tuchtcommissie vonden – en opschreven – waarom je dat niet zou moeten vertonen.” “Laten we wel de verhoudingen in de gaten blijven houden.” Er zijn in het oog springende zaken geweest de afgelopen 5 jaar bij banken. Omdat er bijvoorbeeld veel persaandacht voor was, of omdat er grote bedragen bij betrokken waren. In die zaken zijn beslissingen genomen door hooggeplaatste leidinggevenden, niet de lone wolves en eenlingen lager in de pikorde waar bijvoorbeeld iemand als Jonathan Soeharno op wijst. Hoe ga je daar dan mee om? “Het vraagt altijd moed om elkaar aan te spreken op gedrag, of je nu in administratieve of leidinggevende functies werkt. Het vraagt moed om te zeggen: ‘het gedrag dat jij nu vertoont, moeten we laten toetsen door een onafhankelijke partij die buiten de bank staat’. Want iedereen weet dat het niet plezierig is voor mensen om blootgesteld te worden aan de Tuchtcommissie. Toch: als je in deze tijd leidinggeeft aan een bank, dan heb je je ook rekenschap te geven van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die je draagt. Dan volstaat het niet om alleen te kijken naar de winst- en verliesrekening.” Toch, in die handtekeningenzaak bij die grootbank, daar redeneerden sommige verweerders blijkbaar dat zij juist handelden in het belang van de klant. Hun hypotheekprocedures werden op die manier wel snel afgehandeld. “Daar heb je dan weer een voorbeeld van zelfrechtvaardiging. Ik vind het heel boeiend om te zien welke argumenten mensen bedenken om te kunnen zeggen: ja, ik deed dit en dat wel, maar uiteindelijk is de klant er niet slechter van geworden. Maar in de handtekeningenzaken waren er ook andere verhalen. We hebben ook van mensen gehoord dat ze zich er heel vervelend onder voelden. Dat ze zich schaamden en vonden dat er geen excuus was voor hun gedrag.” “Als je in deze tijd leidinggeeft aan een bank, dan heb je je ook rekenschap te geven van de maatschappelijke verantwoordelijkheid die je draagt.” De bankierseed is ook bedoeld als een vorm van empowerment voor bankmedewerkers. Opdat zij, wanneer zij een verzoek krijgen van hun leidinggevende dat niet in overeenstemming is met de gedragsregels, kunnen zeggen dat zij er niet aan meewerken omdat ze die eed nu eenmaal hebben afgelegd. Zijn er in al die zaken van de afgelopen 5 jaar beëdigden geweest die dat gezegd hebben tegen hun leidinggevende? “Dat vraagt lef van mensen. Wij vragen als Tuchtcommissie regelmatig aan beëdigden in hoeverre de bankierseed een rol gespeeld heeft. Wat het afleggen van de eed voor die mensen betekend heeft. Dan blijkt dat het in veel gevallen geen rol heeft gespeeld. Het gevoel dat je graag wilt doen wat je leidinggevende van je verwacht – het lijstje afwerken, je targets halen – weegt veel zwaarder. Het vergt veel om op te staan tegen je leidinggevende en te zeggen dat wat gevraagd wordt, niet in overeenstemming is met de bankierseed. Wel horen we met enige regelmaat klachten over werkdruk en dat er veel van de bankmedewerkers wordt verlangd. En medewerkers protesteren wel of klagen dat computersystemen binnen de bank niet goed werken, waardoor ze vinden dat ze soms wel dingen op een bepaalde manier móeten doen. We hebben nog niet gehoord dat iemand de moed had om met verwijzing naar de bankierseed een verzoek te weigeren. Daar is nog wel een wereld te winnen. Bankmedewerkers kunnen zich erop beroepen. Natuurlijk is er ook een spanningsveld. Jij kunt als bankmedewerker met een beroep op de bankierseed zeggen dat je meer tijd wilt nemen voor een klant, maar je leidinggevende kan vinden dat je sneller moet werken. Je blijft als werknemer afhankelijk van je werkgever. Je kunt je baan verliezen. Dat is de reden waarom leden van een ondernemingsraad ontslagbescherming genieten.” Zou je er dan ook voor pleiten dat beëdigden een soort vorm van ontslagbescherming krijgen? “Dat lijkt me heel lastig, want hoe ga je dat effectueren? In hoeverre loop je het risico dat bankmedewerkers zich gaan beroepen op de bankierseed om slecht functioneren te rechtvaardigen? Leidinggevenden moeten vooral veel meer aan de slag gaan. Zij moeten initiatief nemen. Als zij zien dat er zo veel druk is dat mensen bijna verzuipen, moeten zij zich de vraag stellen welke gedragsregels in de knoop kunnen komen en dat scherp in de gaten houden.” ‘We hebben nog niet gehoord dat iemand de moed had om met verwijzing naar de bankierseed een verzoek te weigeren. Daar is nog wel een wereld te winnen.” Over leidinggevenden gesproken: waar ligt de grens? Waar eindigt de verantwoordelijkheid van de individuele leidinggevende, en begint de verantwoordelijkheid van de organisatie? Is dat niet een heel grijs gebied? “Dat is heel erg afhankelijk van allerlei omstandigheden. Ik weet: dat is een juristenantwoord, maar zo werkt het wel. Maar als je als leidinggevende op je klompen kunt aanvoelen dat je medewerkers in de verleiding worden gebracht om te gaan handelen in strijd met de gedragsregels, dan moet je als leidinggevende maatregelen nemen. En als je dat toch niet gedaan hebt, dan moet je je verantwoorden waarom je dat niet gedaan hebt. Dat gesprek gaan we als Tuchtcommissie dan ook aan. Mensen die iets fout hebben gedaan, weten dat doorgaans heel goed. De impact kan dan ook heel groot zijn. We lezen in het dossier dat veel beëdigden al tijdens de vooronderzoek-fase heel emotioneel kunnen worden; we zijn als tuchtrechters natuurlijk niet aanwezig bij de verhoren door de aanklagers. We horen als Tuchtcommissie heel vaak de frase ‘ik wou dat ik de klok kon terugdraaien’. Dat is dan omdat wat ze deden ontdekt is, maar ook als het niet ontdekt is, lopen ze met de last van de wetenschap over hun eigen gedrag rond.” In het jaarverslag 2019 beklaagde je je over de informatievoorziening vanuit banken. Hoe kijk je daar nu tegen aan, een jaar later? “Wat ik lastig vind is dat banken een commercieel belang hebben om gedragsovertredingen niet te melden, zeker als het gaat om leidinggevenden of om bestuurders. Het is heel simpel: banken vinden de goede naam van de organisatie heel waardevol, en ze vinden het moeilijk in te schatten wat er gebeurt met hun reputatie als zij naar buiten brengen dat bestuurders gedrag vertonen dat getoetst zou kunnen worden. Daar is een enorme terughoudendheid te zien. Het zou heel goed zijn als banken zelf zouden melden om de Tuchtcommissie te vragen een oordeel te vormen over beloning of gedrag. Dat daarvoor alle relevante stukken worden aangeleverd, spreekt daarbij voor zich. Dat zou een ideale wereld zijn. Maar de reputatie van de bank, het commerciële belang en het melden – die drie zaken verhouden zich heel moeilijk tot elkaar. Dat is een heel ingewikkeld proces. Dat is ook de reden waarom het heel goed zou zijn als er vanuit compliance-afdelingen van de bank periodiek met Stichting Tuchtrecht Banken gedeeld wordt over welke zaken intern gesprekken zijn gevoerd over het al dan niet melden van bepaalde gedragingen. Maar ook over maatschappelijke kwesties die mogelijk in de buurt komen van de bankierseed zou meer openheid op zijn plaats zijn. Die kwesties kunnen dan aan de Tuchtcommissie voorgelegd worden ter beoordeling. En tot slot, wij ontvangen met enige regelmaat signalen dat onze uitspraken bankorganisaties aanzetten tot nadenken. Ik ben dus zeker hoopvol.”
Wanneer is tuchtrecht een succes? Gepost op 19 maart 2020 te 11:57.Geschreven door egovers Over de zin en onzin van tuchtrecht voor een beroepsgroep bestaan vele meningen. En na vijf jaar tuchtrecht voor bankmedewerkers is dat ook bij dit tuchtrecht het geval. Zo bleek ook tijdens een recent seminar rondom de bundel ‘Tuchtrecht in de financiële sector’ van uitgeverij Paris, samengesteld door Tom Loonen en Frank ’t Hart. Deze bundel is recent verschenen. Na vijf jaar tuchtrecht voor bankmedewerkers wordt het tijd stil te staan en na te denken. Of zoals Tom Loonen, hoogleraar Effectiviteit van regelgeving bij beleggingsondernemingen en directeur private banking bij InsingerGilissen, het tijdens het seminar zei: het zou mooi zijn als de thermometer in de bankierseed werd gestoken. Werkt het tuchtrecht, welke effecten heeft het, leidt het ergens toe, draagt het bij aan het herstel van vertrouwen in de financiële sector door de consument? Loonen, overigens zelf lid van de onafhankelijke Tuchtcommissie gefaciliteerd door de Stichting Tuchtrecht Banken, stelt in de bundel dat het tuchtrecht voor bankmedewerkers in relatief korte tijd zijn plek gevonden lijkt te hebben in de Nederlandse samenleving. “In ieder geval kan geconcludeerd worden dat de klachtratio Tuchtrecht Banken niet (sterk) afwijkt van het aantal klachten dat tegen accountants en medici wordt ingediend”. En dat terwijl die beide tuchtstelsels toch aanzienlijk langer bestaan dan die voor bankmedewerkers. Meer bekendheid nodig Waren er dan geen kritische noten? Natuurlijk. Toon Huydecoper, voorzitter van de Stichting Tuchtrecht Banken, observeerde dat hoewel het werk van zowel het aanklagersbureau als de tuchtcommissie en de commissie van beroep na de gebruikelijke aanlooptijd nu op rolletjes lopen, het schort aan bekendheid van de werken van de stichting onder het brede publiek. Eén op de tien Nederlanders kent Stichting Tuchtrecht Banken niet en “dat is niet goed”, noteert Huydecoper ook in zijn bijdrage aan de bundel. Een grotere bekendheid van de stichting zou kunnen bijdragen aan meer meldingen, maar de uitdaging is volgens Huydecoper nu de bekendheid van de stichting te vergroten zonder al te schel op te roepen tot het doen van meer meldingen. Ook stelt Huydecoper vragen bij de bereidwilligheid van banken om mee te werken aan informatieverzoeken, de kwaliteit en de hoeveelheid van informatie die de banken op verzoek overdragen en de snelheid waarmee zij dat doen. Jonathan Soeharno, hoogleraar, advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek en lid van de DSI Tuchtcommissie, brak een kritische noot over het tuchtrecht voor bankmedewerkers. In het kort vindt hij de aanpak van bankmedewerkers de verkeerde. Hij pleit voor een tuchtrecht voor bankorganisaties. Volgens hem gaat het om de cultuur die in een bank bestaat die ervoor zorgt dat het mis kan gaan binnen die bank. Leidinggevenden Wies Wagenaar, head of conduct bij ABN Amro, was als belangstellende ook aanwezig bij het seminar en sloot zich in zekere zin aan bij Soeharno’s betoog, aldus een verslag van de bijeenkomst in Fondsnieuws. Wagenaar stelt dat er meer moet worden gekeken naar de rol van leidinggevenden en bestuurders. Daarbij ging ze ook in op een grote zaak die voor de tuchtrechter speelde over een hypotheekafdeling bij haar bank. Daar lag een grote druk op medewerkers om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk hypotheekaanvragen te verwerken. Een cultuurkwestie, dus, en uit de gedragswetenschap is bekend dat leidinggevenden bij organisaties maatgevend zijn voor de cultuur in die organisaties. Er mag wat haar betreft dus meer aandacht komen voor leidinggevenden. Al met al bleek gaandeweg het symposium dat het nog te vroeg is om conclusies te trekken over de mate van succes van het tuchtrecht voor bankmedewerkers. Chris Buijink, die als voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken aan de wieg van de bankierseed stond, vond het te vroeg voor een oordeel. En voegde daar nog aan toe dat het tuchtrecht voor bankmedewerkers net als het tuchtrecht voor medici of advocaten een zaak met een open einde is; het is niet statisch.
Veel animo voor melden gedragsovertredingen Gepost op 1 november 2019 te 11:51.Geschreven door Nederlanders vinden het melden van gedragsovertredingen belangrijk uit solidariteit met anderen. Bijna de helft van de Nederlanders, 44%, zou een melding doen bij Tuchtrecht Banken wanneer zij vermoeden dat een bankmedewerker de bankierseed heeft overtreden. Consumenten zouden een melding over een bankmedewerker indienen bij Tuchtrecht Banken als dat voorkomt dat anderen overkomt wat hen gebeurde als klant. Dit noemen zij als de belangrijkste reden om zaken te melden bij Tuchtrecht Banken. Als tweede reden vinden Nederlanders het belangrijk dat bankmedewerkers worden aangesproken op hun gedrag. Als derde komt ‘mijn gelijk willen halen’ als reden voor een melding. Mensen die zeggen geen melding te zullen doen, geven als belangrijkste reden aan dat klanten zelf ook een verantwoordelijkheid hebben voor hun financiële beslissingen. Een andere, vaak genoemde reden is dat melden geen zin zou hebben. Dat blijkt uit consumentenonderzoek in opdracht van Tuchtrecht Banken, de stichting die in Nederland toeziet op de naleving van de bankierseed voor bankmedewerkers. Bankmedewerkers gezien als betrouwbaar en deskundig Nederlanders zijn gemiddeld positief over de dienstverlening door bankmedewerkers. Bijna de helft van de respondenten acht hen betrouwbaar en deskundig. Respondenten zijn over het algemeen ook positief over de advisering die zij kregen van bankmedewerkers. Er wordt goed geluisterd, de gevolgen van keuzes worden goed in kaart gebracht, de mogelijkheden worden helder geschetst. Ook is men in meerderheid tevreden over de voor- en nadelen van geschetste opties en vinden klanten dat de adviezen goed zijn afgestemd op hun persoonlijke situatie. Verminderd vertrouwen in banken leidt niet tot minder vertrouwen in tuchtrecht Om het onderzoek in de juiste context te kunnen plaatsen, vroeg het door Tuchtrecht Banken ingeschakelde onderzoeksbureau consumenten ook naar hun mening over banken in het algemeen. Bijna de helft van de Nederlanders – 49% – vindt banken over het algemeen niet betrouwbaar. Een ruime meerderheid van Nederlanders (70%) is sinds de Kredietcrisis negatiever gaan denken over banken. Daarnaast merkt een meerderheid van Nederlanders, 57%, zelf niet dat banken betrouwbaarder zijn geworden. Bijna de helft merkt niet dat banken hun werkwijze hebben aangepast sinds de Kredietcrisis. Ongeveer een derde van de ondervraagden merkt hierin wel verbetering. Een belangrijke oorzaak is de Kredietcrisis, die nog altijd nadreunt. Een meerderheid van Nederlanders vindt ook dat banken niet betrouwbaarder zijn geworden in de afgelopen twee jaar. Grote verschillen in vertrouwen door verwachtingen Mensen die al lage verwachtingen hebben van de betrouwbaarheid van banken, zijn ook negatiever over de dienstverlening. Waar van het totaal aantal ondervraagde mensen 57% vindt dat banken niet betrouwbaarder zijn geworden de afgelopen twee jaar, is dat onder mensen die sowieso weinig verwachtingen hebben van die betrouwbaarheid flink hoger: ruim 85%. Van de mensen die banken al betrouwbaar vonden, vindt 32% dat banken niet betrouwbaarder zijn geworden. Mensen die lage verwachtingen hebben van de betrouwbaarheid van banken zijn sneller geneigd melding te maken bij Tuchtrecht Banken wanneer zij denken dat een bankmedewerker de bankierseed overtreden heeft: 48%. Mensen die banken wel vertrouwen, zijn daartoe iets minder geneigd: 40%. De percentages liggen hoger wanneer het gaat om de verwachtingen van de betrouwbaarheid van bankmedewerkers. Meer dan de helft van de Nederlanders (52%) die bankmedewerkers niet zo vertrouwen, geeft aan melding te zullen doen van een vermoede overtreding. Mensen die bankmedewerkers wel vertrouwen, zijn daartoe minder snel geneigd: 44%.