Nevenactiviteiten kunnen snel tot belangenverstrengeling leiden. Hiervan zien we geregeld voorbeelden langskomen. Daarom in dit blog aandacht voor een specifieke vorm van belangenverstrengeling.
Belangenverstrengeling, het woord zegt het al, is een vorm van niet-integer handelen. In regel één van de Gedragscode die voor alle bankmedewerkers geldt, staat dat de bankmedewerker integer en zorgvuldig werkt. Daaronder wordt verstaan dat de bankmedewerker
De Tuchtcommissie Banken heeft dit jaar vier maal een oordeel gegeven in zaken waarin nevenactiviteiten en (schijn van c.q. risico op) belangenverstrengeling aan de orde waren. In één van deze vier zaken heeft de bankmedewerker hoger beroep aangetekend bij de Commissie van Beroep Banken.
In de praktijk van het bankentuchtrecht gaat het bij belangenverstrengeling veelal over het uitoefenen van nevenactiviteiten die de bank (mogelijk) kunnen schaden. En waarvan de bank niet (of onvoldoende) op de hoogte is gebracht. Er zijn andere verschijningsvormen mogelijk, die we hier buiten beschouwing laten.
Concrete voorbeelden uit onze praktijk zijn: de bankmedewerker die bankklanten aanbiedt rechtstreeks diensten bij hem (vanuit zijn eigen onderneming) af te nemen en de bankmedewerker die voor het aanbrengen van nieuwe medewerkers (direct of indirect) een vergoeding ontvangt van die nieuwe medewerkers.
In drie van de vier hierboven aangehaalde zaken hielden de bankmedewerkers nevenactiviteiten erop na die ertoe strekten om nieuwe medewerkers geplaatst te krijgen bij de bank en daarvoor een vergoeding te verkrijgen. Tegen de interne regels van de bank hebben de bankmedewerkers niet gemeld dat ze deze lucratieve handel naast hun werk voor de bank uitoefenden.
In de vierde zaak had de bankmedewerker diverse commerciële nevenactiviteiten, met name op het gebied van cryptocurrencies. Voor die nevenactiviteiten had hij verschillende bedrijfjes (startups) opgericht. Hij heeft daarbij voor één van die bedrijfjes, ook ondergeschikten ingeschakeld. Niet alle activiteiten waren volgens de interne regels van de bank gemeld. Echter, aangenomen kan worden dat de bank wel bekend was met het bestaan van de bedrijfjes en in grote lijnen met de activiteiten die de bankmedewerker via die bedrijfjes verrichtte.
De tuchtcommissie is in bovengenoemde vier zaken van oordeel dat sprake was van ontoelaatbare belangenverstrengeling. De belangenverstrengeling was naar het oordeel van de tuchtcommissie ernstig genoeg om hiervoor een maatregel op te leggen. De tuchtcommissie legde beroepsverboden op variërend van zes weken tot negen maanden.
Alleen de bankmedewerker in de vierde zaak is in beroep gegaan. Daarom kan hier alleen over deze zaak gesproken worden. De commissie van beroep loopt de nevenactiviteiten, van de bankmedewerker één voor één langs. Na alle activiteiten te hebben besproken, oordeelt de commissie van beroep dat – kort gezegd – de gestelde belangenverstrengeling in dit geval sterk gerelativeerd dient te worden.
De Commissie van Beroep Banken de bankmedewerker op andere punten de bankierseed heeft geschonden. Voornamelijk omdat de bankmedewerker zijn informatieplicht heeft geschonden: de bankmedewerker heeft zijn nevenactiviteiten onvoldoende verwerkt in het daarvoor bestemde registratiesysteem van de bank en de bank niet volledig geïnformeerd over (relevante feiten en omstandigheden betreffende) die nevenactiviteiten.
De slotsom is dat in dit geval een beroepsverbod als een te zware maatregel wordt bevonden. De Commissie van Beroep Banken woog hierbij ook mee dat de bank het (zeer) langdurige dienstverband met de medewerker – die jarenlang naar volle tevredenheid van de bank heeft gefunctioneerd heeft verbroken. En hij in het interne verwijzingsregister is opgenomen, hetgeen verstrekkende gevolgen heeft voor de bankmedewerker.
De Commissie van Beroep vindt een beroepsverbod een te zware maatregel en legt daarom de lichtere maatregel van berisping op.
Conclusie die uit de vier zaken kan worden getrokken is kort gezegd als volgt:
Nevenactiviteiten kunnen de schijn van belangenverstrengeling opleveren. Daarom moet een bankmedewerker zijn nevenactiviteiten vooraf melden bij zijn werkgever en in bepaalde functies hiervoor ook toestemming krijgen van zijn werkgever. Want als een bankmedewerker hier niet aan voldoet, stelt hij de bank onvoldoende in de gelegenheid te toetsen of er eventuele bezwaren zijn tegen de nevenactiviteiten. Niet-naleving van deze regel is dan ook reeds op zichzelf tuchtrechtelijk verwijtbaar. Of er daadwerkelijk sprake is van (de schijn) van belangenverstrengeling kan alleen worden bepaald op basis van de feiten en omstandigheden van het geval. De begrippen ‘nevenactiviteiten’ en ‘belangenverstrengeling’ vormen met andere woorden een nogal casuïstisch duo.
Ook voor nevenactiviteiten geldt dat een bankmedewerker zorgvuldig en conform de regels dient te handelen. De lering die bankmedewerkers uit deze zaken kunnen trekken is dat voordat zij nevenactiviteiten gaan uitoefenen, zij dit eerst moeten afstemmen met de leidinggevende. Nadat er een akkoord is afgegeven moeten de activiteiten worden vastgelegd conform de binnen de bank geldende regels. Daarnaast dient de bankmedewerker regelmatig bij zichzelf na te gaan of de nevenactiviteiten (en de feitelijke invulling daarvan) nog passen binnen de verleende toestemming.