ongepast advies en handelen door bankmedewerker

Ongepast advies en ongepast handelen door bankmedewerker

Beslissing Algemeen Directeur, TRB-2024-4931-AD, 8 april 2024

Kern van de zaak

Bankmedewerker geeft advies om de herkomst van gelden bij een contante storting niet als zakelijke inkomsten te benoemen, zodat de contante storting op privérekening kan plaatsvinden.

Wat is het oordeel van de Algemeen directeur

Een klant van de bank heeft een klacht tegen een bankmedewerker ingediend, inhoudende dat hem telefonisch is geadviseerd de herkomst van de gelden van contante storting te verhullen. De klant vond dit een zeer ongepast advies dat hem zeer tegen de borst stuitte, temeer omdat de klant zelf werkzaam is bij de Belastingdienst. Het telefoongesprek waaraan de klant refereert verliep stroef, en sprekers reageerden geagiteerd op elkaar.

In het toelichtende gesprek bij Tuchtrecht Banken erkende de bankmedewerker dat zijn opmerking naar de klant – tijdens het bewuste gesprek – niet gepast was.  De klant was echter al boos en wat er ook nog gezegd zou worden, zou in verkeerde aarde zijn gevallen. Daarmee verkeerde de bankmedewerker zogezegd in een spagaat.

De bankmedewerker verklaarde dat hij onvoldoende is opgeleid om zijn werk goed te doen.  Dat hij nimmer persoonlijk contact heeft gehad met collega’s of zijn leidinggevende en dat hij werd ingewerkt door het volgen van enkele online modules. Ook had de bankmedewerker kenbaar gemaakt zich niet zeker genoeg te voelen en dat hij onvoldoende kennis had om zijn werk te kunnen uitvoeren. Waarbij zowel het bedrijf, dat hem bij de bank heeft geplaatst, en de bank aangaven dat hij gewoon maar moest instappen en al doende zou leren. De bankmedewerker voelde zich onvoldoende begeleid door zijn werkgever.

Naar de mening van de Algemeen directeur staat op zich vast dat de bankmedewerker door te suggereren dat de klant het bij een andere vestiging opnieuw moest proberen en een andere herkomst van de gelden op zou kunnen geven, niet integer en in strijd met de intern geldende code heeft gehandeld. Hij heeft hiermee de 1e en de 4e gedragsregel van de aan de bankierseed gedragscode verbonden geschonden.

De Algemeen directeur stelt vast dat het gaat om een eerste misstap betreft die de bankmedewerker heeft begaan na slechts enkele maanden werkzaam te zijn in een functie waarvoor hij nog te onervaren was (althans voor zover het de omgang met een situatie als de onderhavige betreft) en dat hij reeds de nadelige gevolgen hiervan heeft moeten ondervinden, te weten de opname in het IVR register van de bank voor een periode van acht jaar en dat er geen significante gevolgen zijn verbonden aan zijn handelen. Om deze redenen oordeelt de Algemeen directeur dat op zich sprake is van een tuchtrechtelijk verwijtbare handeling maar dat deze gewogen dient te worden in voornoemde verzachtende context. De Algemeen directeur besluit tot seponering van de klacht.

Beslissingen van de Algemeen directeur

De bevoegdheid van de Algemeen directeur om de klacht te seponeren, staat in artikel 2.2.3 van het Tuchtreglement Bancaire Sector (2024). Bij zijn beoordeling van de ernst houdt de Algemeen directeur mede rekening met factoren zoals de aard en frequentie van de schending van die gedragsregels, de op de bankmedewerker (beëdigde) rustende verantwoordelijkheden en de mate van verwijtbaarheid.

Civielrechtelijk geschil – herzieningsverzoek afgewezen

TRB-2023-4876-AD en TRB-2023-4876-HV
Algemeen directeur, 6 september 2023

De Algemeen directeur heeft besloten geen nader onderzoek te verrichten naar aanleiding van de melding omdat de melding ziet op een gebeurtenis die meer dan vijf jaar voor het indienen van de melding plaatsvond. Bovendien ziet de melding op een civiel geschil tussen de melder en de bank.

TRB-2023-4876-HV, 7 november 2023

De melder heeft om herziening van de beslissing verzocht. De Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken stelt voorop dat de Algemeen directeur op grond van artikel 2.2.4 van het Tuchtreglement Bancaire Sector kan besluiten om geen lacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken en dat de vijf-jaarstermijn genoemd in dat artikel daarbij een uitgangspunt is. Echter in onderhavige situatie gaat het niet om een enkele gebeurtenis die meer dan vijf jaren voor het indien van de melding plaatsvond. De melding heeft betrekking op meerdere gedragingen die vanaf 30 maart 2017 plaatsvonden. Van de datum van de eerste gedraging, te weten 30 maart 2017, kan daarom niet enkel worden uitgegaan.

De voorzitter deelt evenwel het oordeel van de algemeen directeur met betrekking tot de aard van het geschil. De melding houdt verband met een civielrechtelijk conflict tussen de melder en de bank. Met meldingen die zien op handelingen in strijd met de bankierseed die voortvloeien uit onvrede over (de afhandeling van) een civielrechtelijk geschil moet in beginsel terughoudend worden omgegaan. Het herzieningsverzoek wordt daarom afgewezen.

De Beslissing van de Algemeen directeur vind je hier.
De herzieningsuitspraak vind je hier.

De bankmedewerker is bewust afgeweken van het voor de klant door de bank aangewezen klantwordings/-exitproces

TRB-2023-4833-AD
Algemeen directeur, 21 april 2023

De bankmedewerker – een compliance medewerker bij de bank – wordt door een (voor hem in privé bekende) klant benaderd, omdat de aanvraag voor het openen van een nieuwe zakelijke rekening door de bank is geweigerd. Ondanks gewezen te zijn op mogelijke belangenverstrengeling, is de bankmedewerker met zijn heel actieve benadering en menging in deze kwestie doorgegaan en daarmee te ver afgedreven van de geëigende weg voor de klant voor het openen van een zakelijke rekening. De collega’s van de bankmedewerker’ hebben zich onder druk gezet gevoeld om alsnog een zakelijke rekening te openen voor de klant. Daarnaast heeft de bankmedewerker ongeoorloofd de gegevens van de klant geraadpleegd. De Algemeen directeur weegt in zijn beslissing in het voordeel van de bankmedewerker mee dat de bankmedewerker handelde vanuit het klantbelang, geen gegevens heeft gedeeld met derden, inzicht heeft getoond in zijn foutieve handelen, door de bank tijdelijk op non-actief werd gesteld, werd berispt en in een andere functie werd geplaatst. Als minnelijke schikking (art. 2.2.5 tuchtreglement) is een voorwaardelijke boete van € 250,- aangeboden, die door de bankmedewerker is geaccepteerd.

De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.

De beslissing van de Algemeen directeur vind je hier.

De bankmedewerker is niet integer en niet zorgvuldig met klantgegevens omgegaan .

TRB-2023-4832-AD
Algemeen directeur, 21 april 2023

Verweerster heeft met gebruikmaking van de systemen van de bank privégegevens van een klant (e-mailadres) voor persoonlijke doeleinden geraadpleegd, om contact op te nemen met deze klant ten behoeve van haar studieopdracht. Verweerster is aldus niet integer en niet zorgvuldig met klantgegevens omgegaan. Daarmee heeft zij in strijd gehandeld met de interne regels van de bank en de aan de bankierseed verbonden gedragscode. De Algemeen directeur rekent haar dit handelen aan. In de omstandigheden van het geval ziet de Algemeen directeur aanleiding haar een minnelijke schikking (art. 2.2.5 tuchtreglement) in de vorm van een voorwaardelijke geldboete van € 250,- aan te bieden. Verweerster heeft de schikking geaccepteerd.

De naam van verweerster is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.

De beslissing van de Algemeen directeur vind je hier.

Niet opgeven nevenactiviteiten, schijn belangenverstrengeling, middelen bank gebruiken voor privézaken en ongeoorloofd raadplegen rekeninggegevens

TRB-2023-4690-AD
Algemeen Directeur, 26 januari 2023

Beëdigde heeft zijn aandeelhouderschap in twee Poolse supermarkten niet gemeld en geregistreerd bij de bank. Daarnaast heeft beëdigde enkele jaren zijn zakelijke e-mail geregeld privé gebruikt in communicatie met diverse derden. En eenmaal heeft hij zijn zakelijke handtekening gebruikt bij het ondertekenen van een koopovereenkomst inzake een auto die hij (met inruil) privé aankocht. Ook heeft beëdigde rekeninggegevens geraadpleegd van een bedrijf waarvan hij aandeelhouder was, van zijn zoon en van zijn eigen (en/of) rekening. De Algemeen directeur concludeert dat beëdigde aldus in strijd met de bankregels en met regels 1 en 4 van de bankierseed heeft gehandeld. De Algemeen directeur is verder van oordeel dat beëdigde tevens een eerste hypotheekaanvraag van een bekende niet in behandeling had mogen nemen om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden, maar stelt tevens vast dat beëdigde bij een tweede hypotheekaanvraag van die bekende toen wel de juiste afweging heeft gemaakt door die niet in behandeling te nemen. Gezien de omstandigheden van het geval – waaronder dat de bank de beëdigde langdurig intensief heeft gemonitord op onregelmatigheden zonder dat daaruit iets naar voren is gekomen, de langdurige en nog lopende beëindigingsprocedure (in hoger beroep) tussen beëdigde en de bank, de duur van het dienstverband van beëdigde en de oprechte spijtbetuiging van beëdigde – heeft de Algemeen directeur beëdigde een schikking aangeboden van € 750,-. Die schikking heeft beëdigde geaccepteerd.

De naam van beëdigde is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.

De beslissing van de Algemeen directeur vind je hier.

Delen vertrouwelijke informatie met derden onvoldoende onderbouwd. Herzieningsverzoek afgewezen.

TRB-2023-4829-AD
Algemeen Directeur, 23 januari 2023
en/of
TRB-2023-4829-HV
Herzieningsbeslissing, 3 april 2023

De melding ziet op het delen van vertrouwelijke informatie over melder en diens familieleden door de bankmedewerker met de buren van melder. De Algemeen directeur besluit geen nader onderzoek te doen omdat de door melder overgelegde stukken zijn stelling niet onderbouwen, integendeel zelfs.
De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht. De voorzitter is het eens met de Algemeen directeur dat de melding onvoldoende is onderbouwd. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen.

De uitspraken vind je hier:
beslissing Algemeen directeur
beslissing op herzieningsverzoek

Niet melden en/of registeren van nevenactiviteiten en schijn van belangenverstrengeling

TRB-2023-4827-AD
Algemeen Directeur, 15 februari 2023

Beëdigde heeft vanuit zijn eigen onderneming werkzaamheden (van financiële aard) voor een klant uit zijn klantportefeuille bij de bank verricht en daarmee tenminste de schijn van belangenverstrengeling gewekt. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het niet melden van die nevenactiviteit aan de bank en het niet registreren van de nevenactiviteit in de banksystemen is in strijd met de regels van de bank. Ook dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Op grond van de specifieke omstandigheden van het geval heeft de Algemeen directeur evenwel aanleiding gezien een minnelijke schikking als bedoeld in art. 2.2.5 Tuchtrechtreglement Bancaire Sector aan te bieden. Deze door de Algemeen Directeur voorgestelde schikking in de vorm van een geldboete van € 750,- heeft beëdigde geaccepteerd.

De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.

De beslissing van de Algemeen directeur vind je hier.

Niet (voortvarend) reageren op e-mails – herzieningsverzoek na opdracht nader onderzoek afgewezen

TRB-2022-4793-AD
Algemeen directeur, 30 juni 2022

TRB-2022-4793-HV-1
Herzieningsbeslissing, 19 augustus 2022
TRB-2022-4793-HV-2
Herzieningsbeslissing, 1 februari 2023

De melding houdt in 1) dat de bankmedewerker niet (tijdig) zou hebben gereageerd op e-mails waarin de melder verzocht om inzage in de gegevens die de bank over hem als voormalig klant heeft opgeslagen en 2) dat de bankmedewerker zou hebben geweigerd die gegevens te verwijderen.

De Algemeen directeur heeft de melding afgewezen omdat uit overgelegde stukken van de melder blijkt dat de bankmedewerker heeft gereageerd op zijn e-mails. Het tijdsverloop is onzorgvuldig te noemen, maar onvoldoende om een tuchtrechtelijk verwijt te maken aan de bankmedewerker. Daarnaast heeft de bankmedewerker de procedure van de bank omtrent het verwijderen van klantgegevens uitgelegd aan melder.

Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft bij de voorafgaande beslissing van 19 augustus 2022 de eindbeslissing op het herzieningsverzoek aangehouden en de Algemeen directeur gelegenheid gegeven om (a) nader onderzoek te doen naar in die beslissing van 19 augustus 2022 omschreven onduidelijkheden in het dossier en (b) binnen zes weken schriftelijk te reageren op het herzieningsverzoek.

Na onderzoek van de Algemeen directeur concludeert de voorzitter bij (eind)beslissing van 1 februari 2023 – in lijn met hetgeen door de Algemeen directeur was vastgesteld – dat de bankmedewerker heeft gehandeld in overeenstemming met beleid van de bank dat voor verwijdering van gegevens een motivering nodig is. Aannemelijk is dat de bankmedewerker een aantal van de door melder gezonden e-mails niet heeft ontvangen. De onjuiste informatie die de bankmelder melder (aanvankelijk) heeft gegeven over het moment waarop zijn gegevens zouden worden verwijderd, is nadien gecorrigeerd en niet is gebleken dat die verkeerde mededeling voor melder nadelige gevolgen heeft gehad. De voorzitter van de Tuchtcommissie ziet gelet daarop en aangezien ook overigens niet van een voldoende ernstige kwestie is gebleken geen reden een klacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie en wijst het herzieningsverzoek af.

Zie hier de beslissing van de Algemeen directeur.
Zie hier de beslissing van de voorzitter van de Tuchtcommissie van 19 augustus 2022.
Zie hier de beslissing van de voorzitter van de Tuchtcommissie van 1 februari 2023.

Onvolkomenheden in dossiers; niet voldaan aan werkinstructies inzake dossierbeheer ​

TRB-2022-4776-AD
Algemeen directeur, 17 november 2022
TRB-2023-4776-HV
Herzieningsbeslissing, 10 januari 2023
TRB-2023-4776-TC
Tuchtcommissie, 26 juli 2023
Beslissing Algemeen directeur. De bank heeft in 51 dossiers van beëdigde onvolkomenheden geconstateerd. De Algemeen directeur heeft de zaak geseponeerd, omdat volgens hem de kwestie zich met name afspeelt in de arbeidsrechtelijke sfeer. Er was een nieuwe werkwijze die voor beëdigde vanwege persoonlijke omstandigheden lastig was eigen te maken. De dossiers met onvolkomenheden speelden in die periode.

De bank heeft verzocht deze beslissing van de Algemeen directeur te herzien.

Beslissing in herziening. De voorzitter van de tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek toe. De bank heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat beëdigde gedragingen heeft verricht die in strijd zijn met de bankierseed. Het onderzoek naar mogelijke witwasactiviteiten van klanten is met waarborgen omkleed en van bankmedewerkers wordt verwacht dat zij hun werkzaamheden in overeenstemming hiermee uitvoeren. Het oordeel van de Algemeen directeur gaat ten onrechte hier aan voorbij. De Algemeen directeur wordt opgedragen binnen drie maanden een klacht voor te leggen aan de tuchtcommissie.

Uitspraak tuchtcommissie. Verweerder was werkzaam in een functie waarin hij adviseerde over de beëindiging van klantrelaties. Verweerder had zijn dossiers onvoldoende op orde, terwijl zijn werkzaamheden juist een zorgvuldige uitvoering en adequaat dossierbeheer vergden. Potentieel bracht het handelen van verweerder onaanvaardbare risico’s met zich, waaronder het risico op sancties van de toezichthouder(s) en reputatieschade voor de bank. Dat de risico’s zich niet hebben verwezenlijkt doet hieraan niet af. Ditzelfde geldt voor de bijzondere persoonlijke omstandigheden waarin verweerder verkeerde. Op dit punt van de persoonlijke omstandigheden overweegt de Tuchtcommissie Banken dat, (mede) gezien het langdurige dienstverband van verweerder, van hem had mogen worden verwacht dat hij (zelf) tijdig zijn leidinggevende zou inschakelen op het moment dat hij zijn werk niet meer aankon. Al met al concludeert de tuchtcommissie dat verweerder gedragsregels 1 en 4 van de aan de bankierseed verbonden gedragscode heeft geschonden en dat oplegging van een voorwaardelijk beroepsverbod voor de duur van twee maanden passend en geboden is.

NB: in de herzieningsbeslissing staat abusievelijk het meldingsnummer 4766 in plaats van 4776 vermeld.

Zie hier de beslissing van de Algemeen directeur.
Zie hier de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken.
Zie hier de uitspraak van de Tuchtcommissie Banken.

Brief bankmedewerker gebruikt door bank in civiele procedure – herzieningsverzoek aangehouden

TRB-2022-4803-AD
Algemeen Directeur, 11 augustus 2022
en
TRB-2022-4803-HV-1
Herzieningsbeslissing, 9 oktober 2022

De melding ziet op de inhoud van een brief die de oud-bankmedewerker heeft geschreven op verzoek van de bank. Die brief is gebruikt in een civiele procedure tussen de bank en de melders. De Algemeen directeur doet geen nader onderzoek naar de melding. De gedraging van de oud-bankmedewerker staat naar het oordeel van de Algemeen directeur in een te ver verwijderd verband met de functie die de oud-bankmedewerker voor zijn pensioen bij de bank had. Dit betekent dat de gedraging naar oordeel van de Algemeen directeur niet onder het bereik van het bancaire tuchtrecht valt.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen directeur verzocht.

De voorzitter van de tuchtcommissie heeft het herzieningsverzoek aangehouden. De voorzitter van de Tuchtcommissie is van oordeel dat er nog een aantal belangrijke vragen onbeantwoord blijven. De voorzitter van de tuchtcommissie geeft de Algemeen directeur de gelegenheid om nader onderzoek te doen en binnen twee maanden schriftelijk te reageren op het herzieningsverzoek.

Zie hier de beslissing van de Algemeen directeur.
Zie hier de beslissing van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken.

bij beslissing van 18 januari 2023 heeft de voorzitter van de tuchtcommissie de herziening afgewezen