Vertrouwelijke informatie buiten de bank gebracht Gepost op 5 juni 2024 te 10:40.Geschreven door olavwagenaar Vertrouwelijke informatie buiten de bank gebracht Uitspraak Commissie van Beroep Banken: TRB-2023-4795-CB, 13 maart 2024 Vervolg op de uitspraak van de Tuchtcommissie van 26 juli 2023, waartegen de (voormalig) bankmedewerker beroep heeft ingesteld. De bankmedewerker heeft als Compliance Advisor in de laatste week voor het eindigen van zijn opdracht bij de bank, verschillende e-mails met bijlagen van zijn e-mailadres bij de bank zonder versleuteling naar zijn privé e-mailadres gestuurd. Twee e-mails bevatten daarbij documenten die als vertrouwelijk waren gelabeld. Wat was het oordeel van de Tuchtcommissie Banken De Tuchtcommissie Banken heeft geoordeeld dat de bankmedewerker in strijd met de regels van de bank heeft gehandeld en dit handelen niet integer is geweest. De bankmedewerker heeft bovendien vertrouwelijke informatie niet geheimgehouden. Daarmee heeft de bankmedewerker gedragsregels 1, 4 en 5 geschonden. De Tuchtcommissie heeft aan de bankmedewerker de maatregel berisping opgelegd. Commissie van Beroep geeft in overweging te verifiëren of bankmedewerker door bank in kennis is gesteld van melding De Commissie van Beroep constateert dat klager pas een half jaar nadat de melding door de bank is gedaan de bankmedewerker hiervan op de hoogte heeft gesteld en geeft de Algemeen directeur (klager) in overweging voortaan bij iedere melding van een bank te verifiëren of de bank de bankmedewerker ook van deze melding op de hoogte heeft gesteld. Als dat niet het geval is, ligt het, bijzondere omstandigheden daargelaten, op de weg van de klager dit alsnog te doen. Bankmedewerker heeft verplichting tot geheimhouding geschonden De bankmedewerker heeft beroep aangetekend bij de Commissie van Beroep. De Commissie van Beroep overweegt dat met het verweten handelen de bankmedewerker vertrouwelijke, respectievelijk interne, gegevens heeft overgebracht naar zijn privéomgeving. Het overzetten van dergelijke gegevens door middel van onbeveiligd e-mailverkeer naar zijn privéomgeving is aan te merken als een schending van de verplichting tot geheimhouding. Deze geheimhouding is noodzakelijk voor het vertrouwen van de samenleving in de bankensector. Het naar buiten komen van gevoelige bedrijfsgegevens kan de gedachte oproepen dat bankgegevens niet veilig zijn en daarmee dat vertrouwen schaden (vergelijk Commissie van Beroep, TRB-2019-3868-CB, overweging 7.1 en 7.2). Daarmee is gedragsregel 5 geschonden. De bankmedewerker heeft erkend dat hij ook (beleids)regels binnen de bank over het delen van vertrouwelijke documenten heeft geschonden zodat ook gedragsregel 4 is geschonden. Wat betreft gedragsregel 1 heeft de bankmedewerker erkend dat hij niet zorgvuldig heeft gehandeld maar bestrijdt hij dat hij niet integer heeft gehandeld. De Commissie van Beroep oordeelt dat de bankmedewerker ook niet integer heeft gehandeld. Juist een bankmedewerker in de functie van Compliance Advisor dient de integriteit van de bank te waarborgen. Verzwarende en verzachtende omstandigheden Met betrekking tot de op te leggen maatregel neemt de Commissie van Beroep als uitgangspunt dat als een klacht gegrond is in beginsel een maatregel dient te volgen. Verzachtende omstandigheden kunnen, hoewel de klacht gegrond wordt bevonden, aanleiding geven geen maatregel op te leggen. Verzwarende omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een (on)voorwaardelijke geldboete of beroepsverbod wordt opgelegd. De Commissie van Beroep overweegt dat verzwarende omstandigheden in dit geval zijn de riskante onbeveiligde wijze van verzending van (vertrouwelijke) bankgegevens buiten de bank en het enkel eigen belang dat de bankmedewerker daarmee diende. Verzachtende omstandigheden zijn – nadat de bankmedewerker op zijn gedrag is aangesproken – dat hij vervolgens open kaart heeft gespeeld en alle medewerking heeft verleend en excuses voor zijn gedrag heeft aangeboden en de lange duur van de procedure, voornamelijk in het voortraject. Uitspraak en opgelegde maatregel: Commissie van Beroep handhaaft maatregel Alles afwegende, is de slotsom van de Commissie van Beroep Banken dat de uitspraak van de Tuchtcommissie wordt bekrachtigd en ook in beroep de berisping blijft staan. De naam van de bankmedewerker is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen. De uitspraak vind je hier. Recente artikelen en vergelijkbare uitspraken In de samenvatting van de uitspraak verwijst de Commissie van Beroep naar een eerdere uitspraak van 19 december 2018, TRB-2019-3868-CB. Maar er zijn meer zaken waar geoordeeld is over het buiten de bank brengen van gegevens. Lees bijvoorbeeld de uitspraak van de Tuchtcommissie Banken van 23 november 2022, TRB-2022-4678-TC, waarbij de informatie niet alleen buiten de bank werd gebracht maar is gedeeld met anderen.
Onrechtmatige overboekingen en toe-eigening gelden Gepost op 25 januari 2024 te 15:40.Geschreven door olavwagenaar TRB-2023-4759-CB Commissie van Beroep, 4 september 2023 Vervolg op de uitspraak van 26 april 2023 van de Tuchtcommissie Banken, waartegen de Algemeen directeur beroep heeft ingesteld. Verweerder, werkzaam bij de klantenservice van de bank, heeft zich van een klant van de bank in totaal € 3.650,- onrechtmatig toegeëigend. Dat heeft hij gedaan middels twee onrechtmatige overboekingen van de klantrekening naar zijn eigen rekeningnummer. Daarnaast had hij nog twee pogingen gedaan tot onrechtmatige overboekingen naar zijn eigen rekening, die niet zijn geslaagd. Verweerder heeft met zijn handelen gedragsregels 1, 4 en 7 van de aan de bankierseed verbonden gedragscode geschonden. Bij het bepalen van de daarvoor aan verweerder op te leggen tuchtrechtelijke maatregel houdt de Commissie van Beroep Banken rekening met de relevante omstandigheden van het geval, waaronder: i) dat verweerder zeer calculerend te werk is gegaan, door een kwetsbare klant van de bank als slachtoffer te selecteren, met als motief om zijn handelen zo veel als mogelijk aan het zicht te onttrekken; ii) dat geen sprake is geweest van een eenmalig handelen van verweerder maar van herhaalde handelingen van verweerder; iii) dat verweerder zich ten koste van die klant het substantiële bedrag van € 3.650,- heeft toegeëigend en dat niets erop wijst dat het daarbij zou zijn gebleven als verweerder toen niet tegen de lamp was gelopen; iv) dat verweerder een collega bij de bank voor zijn karretje heeft gespannen oftewel misbruik heeft gemaakt van een collega om zijn kwade opzet te kunnen verwezenlijken; v) dat de bank een verhaalsactie heeft moeten instellen om schade op verweerder te kunnen verhalen en dat verweerder in het tuchtrechtelijk traject pas van zich heeft laten horen (eerst) ter zitting van 15 maart 2023 en dat een en ander dus niet erop wijst dat verweerder intrinsiek tot inzicht in het kwalijke van zijn handelen en tot spijt daarover is gekomen. Alles overwegende, is de slotsom van de commissie van beroep dat aan verweerder een beroepsverbod voor de duur van vijftien maanden moet worden opgelegd. In eerste aanleg was de Tuchtcommissie Banken op een beroepsverbod voor de duur van acht maanden uitgekomen. De uitspraak van de Commissie van Beroep Banken vind je hier. De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.
Onvoldoende zorgvuldig handelen rondom nevenactiviteiten Gepost op 22 november 2023 te 17:50.Geschreven door olavwagenaar TRB-2023-4381-CB Commissie van Beroep, 10 augustus 2023 Vervolg op de uitspraak van 25 januari 2023 van de Tuchtcommissie Banken, waartegen verweerder beroep heeft ingesteld en vervolgens ook de Algemeen directeur (incidenteel) beroep heeft ingesteld. Verweerder had, naast zijn werk bij de bank, diverse commerciële nevenactiviteiten, met name op het gebied van cryptocurrency. Hij heeft daarbij, althans voor twee nevenactiviteiten, ook ondergeschikten ingeschakeld. De Commissie van Beroep oordeelt dat verweerder ter zake van die nevenactiviteiten is tekortgeschoten in de naleving van de informatie- en registratieverplichtingen die hij, op grond van de binnen de bank geldende regels, jegens de bank had: verweerder heeft zijn nevenactiviteiten onvoldoende verwerkt in het daarvoor bestemde registratiesysteem van de bank en de bank niet volledig geïnformeerd over (relevante feiten en omstandigheden betreffende) die nevenactiviteiten. Daarmee is sprake van schending door verweerder van de interne regels van de bank en gedragsregels 1, 2, 4 en 7 van de bij de bankierseed behorende gedragscode. Bij het bepalen van de aan verweerder op te leggen tuchtrechtelijke maatregel houdt de Commissie van Beroep rekening met alle relevante omstandigheden van het geval, in het bijzonder: i. de door verweerder gemotiveerd aangevoerde omstandigheid dat – ook al had hij de bank vollediger behoren te informeren over zijn nevenactiviteiten en één en ander zorgvuldiger behoren te registreren in het daarvoor bestemde registratiesysteem – de bank in grote lijnen wel wist van zijn nevenactiviteiten en de cultuur bij de bank destijds zo was dat aan de geoorloofdheid van nevenactiviteiten weinig aandacht werd besteed; ii. de omstandigheid dat verweerder, van wie vaststaat dat hij vele jaren naar tevredenheid gefunctioneerd heeft bij de bank, als gevolg van het handelen dat hem in deze zaak wordt verweten zijn baan bij de bank is kwijtgeraakt; iii. de omstandigheid dat de tuchtrechtelijke procedure zich heeft uitgestrekt over een bijzonder lange periode. Alles afwegende, komt de Commissie van Beroep Banken tot het oordeel dat qua tuchtrechtelijke maatregel in dit geval volstaan kan worden met een berisping. In eerste aanleg was de Tuchtcommissie Banken op een beroepsverbod voor de duur van zes weken uitgekomen. De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen. De uitspraak vind je hier.
Berisping voor bestuursvoorzitter en twee commissarissen Gepost op 13 april 2023 te 12:01.Geschreven door olavwagenaar TRB-2022-3935-CB, TRB-2022-3943-CB en TRB-2022-4006-CB Commissie van Beroep, 13 april 2023 Voortzetting van de uitspraken van de Tuchtcommissie van 3 augustus 2022, waartegen de Algemeen directeur beroep heeft ingesteld. Verweerders hebben vervolgens ook zelf (incidenteel) beroep ingesteld. De Commissie van Beroep oordeelt dat de commissarissen en bestuursvoorzitter van de bank een voorbeeldfunctie hebben bij het uitdragen van de gedragsregels. Zij zijn daarin tekortgeschoten. De Commissie van Beroep wijst hierbij op de bijzondere verantwoordelijkheid van beleidsbepalende personen. Bankmedewerkers zullen niet snel tuchtrechtelijk worden veroordeeld zolang zij binnen de interne beleidsregels blijven, maar dat ligt anders voor de bankmedewerkers die zelf verantwoordelijk zijn voor dat beleid. Hun eigen rol daarbij kan wel tuchtrechtelijk worden getoetst. De commissarissen en de bestuursvoorzitter hebben bij de voorbereiding van het beloningsvoorstel onvoldoende zorgvuldig gehandeld, maakten een onvoldoende zorgvuldige belangenafweging en hebben daardoor het vertrouwen van de samenleving in de bank geschaad. De Commissie van Beroep legt als maatregel een berisping op. De namen van verweerders zijn opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen. De uitspraak van de Commissie van Beroep vind je hier. De uitspraken van de Tuchtcommissie vind je hier: TRB-2022-3935-TC, TRB-2022-3943-TC en TRB-2022-4006-TC
Veronachtzaming belangen bank Gepost op 12 mei 2021 te 14:41.Geschreven door olavwagenaar TRB-2021-3877-CB Commissie van Beroep, 14 april 2021 Voortzetting van de uitspraak van de Tuchtcommissie van 29 juli 2020, waartegen verweerder beroep heeft ingesteld. De Commissie van Beroep oordeelt dat verweerder met zijn gedragingen op diverse momenten en in verschillende opzichten de belangen van de bank heeft veronachtzaamd. Hij wist dat binnen de bank functionarissen waren die ervan uitgingen dat aan een bedrijf geen opdracht was verstrekt. Mede daarom had verweerder binnen de bank open kaart moeten spelen over wat hij in het dossier van dit bedrijf wist en deed. De Commissie van Beroep oordeelt dat verweerder gedragsregels 1, 2 en 4 heeft geschonden. Voor het overige acht de Commissie van Beroep de klacht ongegrond. De Commissie van Beroep acht enerzijds de vastgestelde schending van de eisen van integriteit en zorgvuldigheid ernstig. Anderzijds houdt de Commissie van Beroep rekening met de omstandigheden dat niet is gebleken dat de bank rechtstreeks potentieel nadeel van verweerders handelwijze heeft ondervonden alsmede het tijdsverloop. Bij de Commissie van Beroep bestaat zodanige twijfel over de noodzaak van een tuchtrechtelijke sanctie dat zij daarvan afziet. Verweerder wordt geen maatregel opgelegd. De uitspraak van de Commissie van Beroep vind je hier De uitspraak van de Tuchtcommissie vind je hier
Schending plicht melding maken bedrijf echtgenote Gepost op 21 juli 2020 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2020-4261-CB Commissie van beroep 30 juni 2020 Voortzetting van de beslissing van de Tuchtcommissie van 18 december 2019, waartegen verweerder beroep heeft ingesteld. De Commissie van Beroep oordeelt net als de Tuchtcommissie dat verweerder de bankierseed heeft overtreden door bij de bank geen melding te maken van het bedrijf van zijn echtgenote. De zakelijke betrokkenheid van (de onderneming van) verweerders echtgenote bij leveranties aan de bank levert voor verweerder onmiskenbaar, en op zijn minst genomen, de schijn van belangenverstrengeling op. Daarbij kan in het midden blijven of – en zo ja, in welke mate – verweerder persoonlijk profijt heeft gehad van die transacties. Verweerder is zich bewust geweest van de mogelijkheid van belangenverstrengeling. Gelet op (i) de persoonlijke omstandigheden van verweerder, (ii) het feit dat tuchtrecht pas na aflegging van de eed kan worden toegepast en (iii) de suggestie in berichtgeving dat verweerder strafrechtelijk zou zijn vervolgd, acht de Commissie van Beroep een beroepsverbod voor verweerder onevenredig zwaar. De Commissie van Beroep legt aan verweerder een berisping op. De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Dit register is in te zien voor de aangesloten banken.
Valse stukken inbrengen tijdens tuchtprocedure Gepost op 18 maart 2020 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2020-3973-CB Uitspraak Commissie van Beroep, 18 maart 2020 Voortzetting van de beslissing van de Tuchtcommissie van 28 augustus 2019, waartegen de Algemeen Directeur hoger beroep heeft ingesteld. In een tussenbeslissing van 15 januari 2020 oordeelt de Commissie van Beroep dat niet met de vereiste hoge mate van aannemelijkheid is komen vast te staan dat verweerder geld heeft opgenomen van een klant van de bank. De klacht is in zoverre ongegrond. De Commissie van Beroep bekrachtigt daarom de beslissing van de Tuchtcommissie Banken ten aanzien van het eerste klachtonderdeel. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel oordeelt de Commissie van Beroep dat sommige verplichtingen die de bankmedewerker door het afleggen van de eed op zich neemt ook na het einde van het dienstverband kunnen doorwerken. Dit geldt ook voor gedragsregel 6, waaruit volgt dat bankmedewerkers open en eerlijk moeten zijn over hun gedrag. De Commissie van Beroep gelast nader onderzoek naar de door de bankmedewerker ingebrachte bewijsstukken en houdt de verdere beslissing aan. In de eindbeslissing van 18 maart 2020 oordeelt de Commissie van Beroep dat verweerder in deze tuchtzaak welbewust valse stukken heeft ingebracht om het bewijs te leveren van een of meer geldopnamen die niet hebben plaatsgevonden. Het inbrengen van valse stukken om bewijs te leveren van een onjuiste stelling is onmiskenbaar in strijd met gedragsregel 6 en is een ernstig feit. De Commissie van Beroep legt aan verweerder de maatregel van berisping op. De naam van verweerder wordt opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Dit register is in te zien voor de aangesloten banken. Download hier de tussenbeslissing: uitspraak Tussenbeslissing CvB 3973 Download hier de eindbeslissing: uitspraak Eindbeslissing CvB 3973
Diefstal tijdens pauze valt niet onder bancair tuchtrecht Gepost op 5 maart 2020 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2020-3848-CB Uitspraak Commissie van Beroep, 5 maart 2020 Voortzetting van de beslissing van de Tuchtcommissie van 6 november 2019, waartegen de Algemeen Directeur hoger beroep heeft ingesteld. De ingediende klacht heeft betrekking op het stelen van kledingstukken tijdens een pauze. Deze diefstal wordt door verweerster ontkend. De Commissie van Beroep oordeelt dat privé handelen in beginsel buiten de grenzen van de functie bij de bank en daarmee in beginsel ook buiten het bereik van het bancaire tuchtrecht vallen. Bij gedragingen die zich in hoofdzaak buiten de eigenlijke uitoefening van de functie bij de bank hebben voorgedaan komt het aan op een beoordeling van de raakvlakken tussen de gedragingen en (de positie) van de bank. De aan verweerster verweten diefstal staat – indien deze heeft plaatsgevonden – in een te ver verwijderd verband met de functie van verweerster bij de bank. De raakvlakken zijn te gering om het gedrag binnen het bereik van het tuchtrecht te brengen. De Commissie van Beroep bekrachtigt daarom de beslissing van de Tuchtcommissie Banken waarin de Algemeen Directeur niet-ontvankelijk was verklaard. Download hier de volledige beslissing: uitspraak Commissie van Beroep 3848
Vertrouwelijke gegevens uploaden; berisping Gepost op 16 april 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2019-3868-CB Commissie van Beroep, 16 april 2019 Voortzetting van beslissing Tuchtcommissie van 19 december 2018. Verweerder was in beroep gekomen van de beslissing van de Tuchtcommissie waarin aan hem aan hem een tijdelijk beroepsverbod was opgelegd. De Commissie van Beroep oordeelt net als de Tuchtcommissie dat verweerder de bankierseed heeft overtreden door – kort samengevat – digitale informatie van de bank te uploaden naar zijn privé-omgeving. Dit levert misbruik van zijn functie op. Mede door zijn functie als Risk Manager wist verweerder en had hij moeten weten dat de informatie zeer gevoelig en vertrouwelijk was. De gedraging van verweerder valt hem zwaar aan te rekenen. Banken moeten erop kunnen vertrouwen dat hun medewerkers zich van dergelijk gedrag onthouden. De Commissie van Beroep acht gelet op diverse omstandigheden, een beroepsverbod voor verweerder een te zware, disproportionele, sanctie. De Commissie van Beroep legt aan verweerder de maatregel van berisping op. Download hier de volledige uitspraak: dossier TRB-2019-3868-CB.
Inzage in kredietdossier (beroep) Gepost op 3 mei 2018 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2018-3593-CB Commissie van Beroep, 3 mei 2018 Vervolg op beslissing TC d.d. 20 december 2017 (TRB-2017-3593). Meldster heeft verweerder herhaaldelijk verzocht om inzage in stukken uit haar kredietdossier. De Tuchtcommissie heeft de klacht gegrond verklaard en verweerder de maatregel van berisping opgelegd. De CvB oordeelt dat verweerder het belang van meldster als klant van de bank niet centraal heeft gesteld door de verzoeken onbeantwoord te laten of te hebben beantwoord met een onjuiste mededeling. Gelet op bijkomende omstandigheden komt de CvB tot de slotsom dat er ondanks de ernst van het verwijt geen voldoende reden is om aan verweerder een maatregel op te leggen. Download hier de volledige uitspraak: Uitspraak CvB 3593