TRB-2022-3943-TC Tuchtcommissie, 3 augustus 2022
Verweerder was betrokken bij het voorstel voor de beloning van de bestuursvoorzitter van de bank. De Tuchtcommissie oordeelt allereerst dat de gedragingen van verweerder bij de totstandkoming van het beloningsvoorstel kunnen worden getoetst aan de gedragsregels. De omstandigheid dat beleid of andere beslissingen in een collectief besluitvormingsproces tot stand zijn gekomen sluit niet uit dat binnen dat proces handelen of nalaten door een individuele beëdigde kan worden vastgesteld dat in strijd is geweest met de gedragsregels.
De Tuchtcommissie is verder van oordeel dat bij de totstandkoming van het beloningsvoorstel door de remuneratiecommissie en de raad van commissarissen een afweging heeft plaatsgevonden van alle aan de orde zijnde belangen. De maatschappelijke gevolgen van, en mogelijke weerstand tegen de aanzienlijke verhoging van de beloning van de bestuursvoorzitter zijn in aanmerking genomen en afgezet tegen het langetermijnbelang van de bank en de reden om juist in 2018 uitvoering te gaan geven aan het in 2010 vastgestelde beloningsbeleid. Dit geeft blijkt van een zorgvuldige uitoefening van de taak van de raad van commissarissen. De publiekelijke weerstand tegen het beloningsvoorstel is door verweerder onderschat. Dat hierbij sprake is geweest van meer dan een inschattingsfout heeft de tuchtcommissie echter niet kunnen vaststellen.
De Tuchtcommissie komt tot de slotsom dat niet is gebleken dat het besluitvormingsproces over het beloningsvoorstel onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich niet in te spannen te voorkomen dat het beloningsvoorstel de gekozen vorm kreeg. De tuchtcommissie verklaart de klacht ongegrond.