Schikking – Behulpzaam bij fraude met cashbackacties

TRB-2019-4336-AD.

Beëdigde is behulpzaam geweest bij fraude met cashbackacties. Hij heeft toegestaan dat een vriend van hem geldbedragen die uit frauduleuze cashbackacties afkomstig waren, op zijn rekeningen werden gestort. Deze vriend wilde op deze manier een geldlening aan beëdigde terugbetalen. Nadat de bedragen waren gestort, stortte beëdigde de helft van dat bedrag door naar zijn vriend. Beëdigde heeft daarmee een aanzienlijke rol gehad bij deze fraude. De Algemeen Directeur heeft beëdigde een schikking in de vorm van een geldboete van € 500,- aangeboden. Daarbij is rekening gehouden met het oprechte inzicht dat beëdigde in zijn handelen heeft getoond alsmede de nadelige gevolgen die hij reeds heeft ondervonden. Beëdigde heeft de schikking aanvaard. De gegevens van beëdigde zijn opgenomen in het tuchtrechtelijk register.

Dowload hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Beslissing 4336

Geen nader onderzoek naar melding

TRB-2018-3965-AD
Algemeen Directeur, 24 oktober 2018

De melder stelt dat de bankmedewerker de bankierseed heeft geschonden door geen inzage te geven in kredietdossiers en taxatierapporten en door geen gehoor te geven aan informatieverzoeken op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

De Algemeen Directeur oordeelt dat de melding betrekking heeft op het handelen van de bankmedewerker in het kader van een conflict tussen de melder en de bank. Deze kwestie is onderwerp van een civielrechtelijke procedure. Uit de melding volgt niet dat sprake is van individuele gedragingen die buiten het bestek van de civiele procedure zouden vallen. De Algemeen Directeur ziet geen aanleiding om de melding te onderzoeken.

Download hier de volledige beslissing:
Beslissing AD 3965

 

Door directievoorzitter verzonden onzorgvuldige brief

TRB-2018-3995-AD,
Algemeen directeur, 11 oktober 2018

De Algemeen Directeur is een onderzoek gestart naar een directievoorzitter van de bank die een brief aan een klant had gestuurd. De klant had vernielingen aangericht bij de bank. Namens de bank is hiervan aangifte bij de politie gedaan. Aan de klant is verzocht om een andere bank te kiezen. In de brief staat dat de klant heeft verzocht om de tegen hem gedane aangifte in te trekken. In de brief staat voorts dat de bank niet ingaat op dit verzoek, maar dat een constructieve reactie op de inhoud van de brief daar mogelijk verandering in brengt.

De Algemeen Directeur acht de inhoud van de brief blijk geven van een onzorgvuldige werkwijze. Allereerst kan de reactie op het verzoek van de klant (tot intrekking van de aangifte) worden getypeerd als het gebruikmaken van een onfatsoenlijk pressiemiddel om bij de klant medewerking te bewerkstelligen bij het verzoek van de bank aan de klant (om een andere bank te kiezen). Ten tweede wordt de klant tenminste onvolledig geïnformeerd, nu geen uitleg wordt gegeven over de vraag of het intrekken van de aangifte als zodanig wel mogelijk is. Dit klemt temeer omdat de klant twee weken na de verzending van de brief voor de rechter dient te verschijnen. De Algemeen Directeur oordeelt dat, mede omdat tijdens een norm-overdragend gesprek de directievoorzitter inzicht in zijn handelen heeft getoond, de zaak van onvoldoende ernst is om aan de Tuchtcommissie Banken voor te leggen.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 3995 beslissing AD

Gebruik banksystemen voor privédoeleinden – sepot

TRB-2017-3644

Beëdigde heeft een rekening voor zijn partner geopend en heeft rekeningafschriften uitgedraaid die via de reguliere weg niet meer toegankelijk waren. Beëdigde heeft hierdoor zijn partner in een voordeliger positie gebracht, of in ieder geval die schijn gewekt. Een bankmedewerker dient deze schijn te vermijden en mag in geen geval vanuit zijn functie bij de bank een privérelatie in een voordeliger positie brengen. De bank heeft beëdigde voor zijn handelen berispt. Beëdigde heeft verklaard dat hij de ernst van zijn handelen inziet. De Algemeen Directeur seponeert, alles afwegend, de zaak.

 

Melding over civielrechtelijk geschil – herzieningsverzoek afgewezen

29 januari 2016
Herzieningsuitspraken
TRB-2016-3520

De melder stelt dat een bankmedewerker zijn klantbelang niet centraal heeft gesteld. De melding heeft betrekking op het uitoefenen van een pandrecht door de bank. De melding heeft daarmee betrekking op een civielrechtelijk geschil waarvoor de civiele rechter bevoegd is. Verder is niet aannemelijk geworden dat aan de bankmedewerker, voor zijn persoonlijke rol bij de behandeling van het dossier van melder, een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De Algemeen Directeur oordeelt dat de melding niet tot een gegronde klacht kan leiden en neemt de melding daarom niet in behandeling.

De melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af. De voorzitter is het eens met de Algemeen Directeur dat de melding betrekking heeft op een tuchtrechtelijk geschil tussen de melder en de bank. De handelwijze van de bankmedewerker is niet strijdig met de bankierseed, maar juist dienstverlenend geweest.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur van 22 december 2015 3520 beslissing AD

Download hier de herzieningsbeslissing van 29 januari 2016 3520 herzieningsbeslissing