Rekeninggluren uit pure verveling

Kern van de uitspraak

Bankmedewerker heeft tijdens zijn periode dat hij aan het re-integreren was zonder zakelijke aanleiding rekeningen van bekenden bekeken. Daarnaast heeft hij de systemen van de bank gebruikt om zijn eigen bankzaken te regelen. Op de zitting bij de Tuchtcommissie Banken heeft hij toegelicht dat hij in die periode boventallig was verklaard en dat de raadplegingen uit pure verveling plaatsvonden. Verder geeft hij aan door de bank te zijn berispt en beboet. Deze boete hield in de inhouding van een half maandsalaris. De Klager is van oordeel dat regel 1 en 4 van de aan de bankierseed verbonden Gedragscode zijn geschonden en stelt voor de bankmedewerker een berisping op te leggen.

Lees hieronder de samenvatting van de uitspraak of klik op de link voor de volledige uitspraak van de Tuchtcommissie Banken TRB-2025-4867, 22 januari 2025.

Wat is het oordeel van de Tuchtcommissie Banken

De Tuchtcommissie Banken overweegt dat de bankmedewerker met zijn gedragingen in strijd met de Gedragscode verbonden aan de bankierseed heeft gehandeld. De bij de bank beschikbare informatie over klanten (zoals hun financiële positie en inzicht in hun inkomsten en uitgaven) geven veel informatie prijs over het persoonlijke leven van die klanten, waarmee deze informatie uiterst privacygevoelig is.

Het zonder zakelijke aanleiding bekijken van die gegevens is dan ook niet zorgvuldig en moet als een ernstige schending van de bankierseed worden opgevat. Voor het doen van eigen bankzaken via de systemen van de bank geldt dat dit evenmin zorgvuldig is. Hiermee heeft hij regel 1 en 4 van de Gedragscode verbonden aan de bankierseed geschonden.

De Tuchtcommissie Banken overweegt dat het handelen door de bankmedewerker als een ernstige schending van de bankierseed moet worden aangemerkt. Daarbij rekent de tuchtcommissie het de bankmedewerker aan dat hij dit niet enkel uit nieuwsgierigheid heeft gedaan, zoals hij ter zitting heeft verklaard, maar tevens het doel heeft gehad om deze informatie te delen dan wel daarvan te profiteren, zoals blijkt uit het onderzoeksrapport van de bank. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de Tuchtcommissie Banken dat het voorstel van Klager om een berisping op te leggen onvoldoende recht doet aan de ernst van het handelen van de bankmedewerker. De Tuchtcommissie banken legt een beroepsverbod op voor de duur van drie maanden.

De naam van bankmedewerker is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.

 

Individueel handelen bankmedewerkster

Kern van de beslissing

De melder verwijt de bankmedewerkster valsheid in geschrifte te hebben gepleegd bij het geven van een opdracht aan een deurwaarder. Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur of klik op de link voor volledige beslissing TRB-2025-5132-AD, 23 januari 2025.

Wat is het oordeel van de Algemeen directeur

De Algemeen directeur geeft in zijn beslissing aan dat het bankentuchtrecht ziet op het persoonlijke gedrag van de (individuele) bankmedewerker in relatie tot (de uitoefening van) diens beroep.

De Algemeen directeur stel vast dat de melder al eerder twee meldingen heeft ingediend tegen dezelfde bankmedewerkster. Deze meldingen zijn bekend onder dossiernummers TRB-2024-4878-AD en TRB-2024-5070-AD. De drie meldingen vinden hun oorsprong in een privégeschil tussen de melder en zijn broers enerzijds en de (onderneming van de) partner van de bankmedewerkster anderzijds.

Uit de bij de melding gevoegde informatie blijkt dat de deurwaarder niet handelt in opdracht van de bankmedewerkster maar in opdracht van de onderneming van de partner van de bankmedewerkster. Op welke wijze de bankmedewerkster (middels eigen handelen) betrokken zou zijn bij welke opdracht aan de deurwaarder dan ook, volgt niet uit de melding. Omdat een concrete onderbouwing aan de melding ontbreekt en de melding dus niet voldoet aan de minimale vereisten van artikel 2.1.1 van het Tuchtrechtreglement Bancaire Sector, ziet de Algemeen directeur geen aanleiding om de melding nader te onderzoeken en te sluiten.

 

Fraude met pinpassen door bankmedewerker

Kern van de uitspraak

Bankmedewerker heeft enkele pinpassen uit de interne post onderschept en deze geactiveerd en kleine geldbedragen opgenomen. Lees hieronder de samenvatting van de uitspraak van de Tuchtcommissie Banken of klik op de link voor de volledige uitspraak TRB-2025-4778-TC, 22 januari 2025.

Wat is het oordeel van de Tuchtcommissie Banken

De Tuchtcommissie Banken stelt vast dat de bankmedewerker in ieder geval acht pasactivaties heeft uitgevoerd en dat hij in een aantal gevallen met die bankpassen een geldautomaat heeft aangezocht. Daarmee heeft de bankmedewerker handelingen verricht die strekken tot fraude, als gevolg waarvan hij zich niet heeft gehouden aan de wet en andere regels die voor het werk bij de bank gelden. Gedragsregel 1 en 4 zijn geschonden

Ook heeft de bankmedewerker vertrouwelijke informatie niet geheim gehouden. Uit de toelichting op artikel 5 van de aan de bankierseed verbonden Gedragscode  volgt dat de bankmedewerker geen misbruik mag maken van informatie die hij heeft. Nu hij vertrouwelijke informatie niet geheim heeft gehouden heeft hij gedragsregel 5 geschonden.

Verder overweegt de tuchtcommissie dat de bankmedewerker is onvoldoende open en eerlijk geweest over zijn gedrag nu hij zich onvoldoende open en toetsbaar heeft opgesteld en dat zijn handelen naar het oordeel van de tuchtcommissie evident niet heeft bijgedragen aan het vertrouwen van de samenleving in de bank. Daarmee zijn ook gedragsregel 6 en 7 geschonden.

De Tuchtcommissie Banken legt aan de bankmedewerker een beroepsverbod op voor de duur van 18 maanden.

De naam van de bankmedewerker is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.

 

Bankhelpdeskfraude door bankmedewerker

Kern van de uitspraak

Uit een onderzoek van een andere bank dan waar de bankmedewerkster werkt, blijkt dat zij in een korte periode verschillende rekeningen op haar naam heeft geopend bij diverse Nederlandse en buitenlandse banken. Deze rekeningen zijn vervolgens gebruikt om gelden uit frauduleuze activiteiten te ontvangen en door te boeken.  De bankmedewerkster wordt door de bank die het onderzoek heeft uitgevoerd geplaats in het Externe Verwijzingsregister (EVR). De bankmedewerkster brengt haar werkgever niet op de hoogte van de registratie. Haar werkgever wordt wel bekend met deze registratie. Hetgeen aanleiding is het dienstverband met haar te verbreken.

Lees hieronder de samenvatting van de uitspraak Tuchtcommissie Banken of klik op de link voor de volledige uitspraak TRB-2025-4904-TC, 22 januari 2025.

Wat is het oordeel van de Tuchtcommissie Banken

De Tuchtcommissie Banken beantwoordt eerst de vraag of de gedragingen van de bankmedewerkster onder de werking van de bankierseed vallen. Wat het geval is naar het oordeel van de tuchtcommissie. De tuchtcommissie ziet voldoende raakvlakken met het werk bij de bank, nu de verweten (privé)gedragingen – het openen van bankrekeningen en het (een) derde(n) toegang geven tot die rekeningen – bancaire aangelegenheden betreffen.

De tuchtcommissie overweegt dat het handelen van de bankmedewerkster, meer in het bijzonder het faciliteren aan (bankhelpdesk)fraude, een zeer ernstige schending van de bankierseed oplevert. Reeds daarom is de tuchtcommissie van oordeel dat een beroepsverbod van een aanzienlijke duur op zijn plaats is.

Daarnaast is de bankmedewerkster onvoldoende open en eerlijk geweest over haar gedrag nu zij zich onvoldoende open en toetsbaar heeft opgesteld. Zo heeft de bankmedewerkster in het geheel niet meegewerkt aan het onderzoek van Klager en heeft zij de bank niet geïnformeerd over de EVR-registratie door bank.

De Tuchtcommissie Banken stelt dat de regels 1, 4, 6 en 7 van de aan de bankierseed verbonden Gedragsregels Bancaire Sector zijn geschonden en legt een beroepsverbod op voor de duur van achttien maanden. Daarmee wijkt de tuchtcommissie af van de in het Klachtrapport voorgestelde maatregel om een beroepsverbod van een jaar op te leggen.