Berisping wegens middelenmisbruik bank

TRB-2018-3695-TC
Tuchtcommissie, 14 maart 2018

Naast zijn werkzaamheden voor de bank, heeft verweerder een eigen bedrijf waarmee hij werkloze 50-plussers via een opleidingstraject opnieuw wilde laten re-integreren in de arbeidsmarkt. Ten behoeve van deze activiteiten heeft verweerder gebruik gemaakt van zijn zakelijke e-mailadres van de bank. Hiermee heeft verweerder gedragsregel 4 van de gedragscode geschonden. Daarnaast heeft verweerder niet integer en zorgvuldig gehandeld, door – in het bijzonder – zonder daartoe overleg te hebben gevoerd of daarvoor toestemming te hebben gekregen, namens de bank een intentieverklaring op te stellen waaruit volgde dat de bank de deelnemers aan het re-integratietraject zou gaan aannemen.

Door het veelvuldig gebruik van zijn e-mailadres van de bank, kon bovendien onduidelijkheid bestaan over de aard van de betrokkenheid van verweerder. Hierdoor heeft verweerder de schijn van belangenverstrengeling niet voorkomen. De Tuchtcommissie oordeelt dat geen sprake is van overtreding van art. 6 van de gedragsregels, nu deze gedragsregel betekent dat de bankmedewerkers zijn of haar gedrag in het werk laat toetsen aan de gedragsregels. De Tuchtcommissie legt aan verweerder een berisping op.

De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken.

Download hier de volledige uitspraak:
Uitspraak dossier 3695

Tussenbeslissing – vastlegging bankierseed

TRB-2018-3611. 

In het dossier is geen afschrift van de getekende bankierseed gevoegd. Uit de door de bank aangeleverde stukken met betrekking tot de afgelegde eed is het voor de tuchtcommissie thans niet mogelijk om vast te stellen dat de klacht betrekking heeft op een beëdigd bankmedewerker. De Tuchtcommissie verzoekt daarom om completering van het dossier. De behandeling van de zaak wordt voor onbepaalde tijd aangehouden.

Download hier de volledige uitspraak:
Tussenbeslissing dossier 3611

Niet tijdig melden groot verlies – strijd met regels bank; berisping

TRB-2018-3635-TC en TRB-2018-3636-TC. 

Tuchtcommissie, 14 maart 2018

Verweerders waren beiden werkzaam als senior traders bij de bank. Nadat zij een expiratie missen, ontstaat een groot verlies. Pas twee dagen na het ontdekken van hun fout doen zij hiervan melding bij hun leidinggevende. Hiermee hebben verweerder de interne regels van de bank geschonden, nu de verweerders op grond van een ‘Trading Mandate’ (i) de fout onmiddellijk hadden moeten melden bij hun leidinggevende en (ii) het verlies binnen 24 uur moeten rapporteren. Het niet tijdig melden van de fout levert een voldoende ernstig tuchtrechtelijk verwijt op. Daarbij is van belang dat bij het ontdekken van de fout het verlies op de positie al groot was – namelijk 1,3  miljoen euro- en het potentiële verlies voor de bank nog groter. Aldus oordeelt de Tuchtcommissie dat de verweerders gedragsregel 4 van de Gedragscode hebben geschonden. Van schending van gedragsregel 1 is naar het oordeel van de Tuchtcommissie niet gebleken, nu de verweerders te goeder trouw hebben getracht het verlies te beperken, voordat zij de fout meldden bij hun leidinggevende. Aan beide verweerders wordt een berisping opgelegd.

De namen van de beëdigden worden opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken.

Download hier de volledige uitspraken:
Uitspraak dossier 3635
Uitspraak dossier 3636

Inzage in kredietdossier III

TRB-2017-3627. 

De in de klacht omschreven gedragingen hebben betrekking op het handelen van verweerder naar aanleiding van herhaalde verzoeken van de meldster bij de bank om afschriften van stukken uit haar kredietdossier. Op de achtergrond speelt daarbij een civielrechtelijk conflict, waarover de Tuchtcommissie niet oordeelt. De betrokkenheid van verweerder bij de afwikkeling van het krediet van meldster is beperkt gebleven tot een gesprek. Voor de feitelijke afwikkeling van deze beslissing en de verdere communicatie met meldster heeft verweerder met zijn collega afgesproken dat laatstgenoemde dit zou doen, hetgeen ook voor de hand lag,  gegeven de functie van zijn collega. Verweerder mocht erop vertrouwen dat deze afspraak zou worden nageleefd. Er bestond voor verweerder daarom geen reden om zelf te reageren op de verzoeken van meldster die mede aan hem werden verzonden. Verweerder heeft er voorts op toegezien dat de communicatie met meldster zou worden overgenomen, toen de collega uit dienst trad. Gelet hierop heeft verweerder niet gehandeld in strijd met de Gedragsregels en wordt de klacht ongegrond verklaard.

Download hier de volledige uitspraak: Dossier uitspraak 3627

Inzage in kredietdossier II

TRB-2017-3593-TC

Vervolg op herzieningsbeslissing d.d. 5 december 2016 (TRB-2016-3593H). De in de klacht omschreven gedragingen hebben betrekking op het handelen van verweerder naar aanleiding van herhaalde verzoeken van de meldster bij de bank om afschriften van stukken uit haar kredietdossier. Op de achtergrond speelt daarbij een civielrechtelijk conflict, waarover de Tuchtcommissie niet oordeelt. Verweerder heeft in de communicatie met meldster volstaan met een (herhaalde) verwijzing naar een incassobureau zonder een reactie te geven op de verzoeken om inzage in en afschriften van stukken. Verweerder heeft geen navraag gedaan bij het incassobureau naar de stand van zaken, ook niet nadat was gebleken dat meldster daar geen gehoor kreeg. Evenmin heeft verweerder binnen de bank geverifieerd of laten verifiëren of de door meldster verzochte informatie beschikbaar was en of deze aan haar kon worden verstrekt.

Van verweerder had – mede gelet op zijn functie en zijn bijzondere betrokkenheid bij het dossier van meldster – een meer actieve houding mogen worden verwacht. Verweerder had erop toe moeten zien dat de verzoeken van meldster, conform het daartoe strekkende beleid van de bank, zouden worden behandeld en beantwoord. Verweerder had meldster hierover moeten (laten) inlichten. Door dit na te laten is verweerder tekort geschoten in zijn communicatie met meldster en heeft hij door op deze wijze te handelen het belang van meldster niet centraal gesteld. Gelet hierop heeft verweerder in strijd met de Gedragsregels gehandeld en wordt aan hem een berisping opgelegd.

De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken.

Door de Algemeen Directeur is beroep ingesteld tegen de beslissing. De Commissie van Beroep heeft op 3 mei 2018 op het beroep beslist. Deze uitspraak vindt u hier

Download hier de volledige uitspraak van de Tuchtcommissie: Dossier uitspraak TRB-2017-3593-TC

Inzage in kredietdossier I

TRB-2017-3551. 

Vervolg op herzieningsbeslissing d.d. 4 oktober 2016 (TRB-2016-3551H). De in de klacht omschreven gedragingen hebben betrekking op het handelen van verweerder naar aanleiding van herhaalde verzoeken van de meldster bij de bank om afschriften van stukken uit haar kredietdossier. Verweerder heeft telkens op een adequate en passende wijze gereageerd op de verzoeken van meldster. Verweerder heeft in reactie op de verzoeken uitvoerige brieven verstuurd. Deze brieven zijn op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. De brieven zijn bovendien telkens door verweerder en een collega ondertekend. Dat deze brieven de door meldster verzochte informatie niet bevatte betekent op zichzelf niet dat het daardoor ontstane geschil een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen aan de zijde van verweerder oplevert. Verweerder heeft aan meldster bovendien kenbaar heeft gemaakt wat zij kon doen als zij het niet eens was met het standpunt van de bank. Verweerder heeft daarnaast voldoende moeite gedaan om de vragen van meldster te beantwoorden en om de verzochte stukken te kunnen verstrekken. De Tuchtcommissie overweegt voorts dat de Handreiking Bijzonder Beheer niet de verplichting voor de bank oplevert om alle stukken waarom wordt verzocht te verstrekken. Gelet hierop heeft verweerder niet gehandeld in strijd met de Gedragsregels en wordt de klacht ongegrond verklaard.

Download hier de volledige uitspraak: Dossier uitspraak 3551

Bekijken rekeningen zonder zakelijke aanleiding IV; beroepsverbod

TRB-2017-3706. 

Verweerster heeft in de periode van januari 2017 tot en met april 2017 van zeventien verschillende klanten telkens op meerdere dagen zonder zakelijke aanleiding rekeninggegevens geraadpleegd. Dit betrof in totaal 2892 afzonderlijke schermen. Verweerster heeft hiermee de Gedragscode, behorende bij de Bankierseed geschonden. De Tuchtcommissie legt aan verweerster een beroepsverbod voor de duur van drie maanden op.

De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken.

Download hier de volledige uitspraak: Dossier uitspraak 3706

Bekijken rekeningen zonder zakelijke aanleiding; berisping

TRB-2017-3675. 

Verweerster heeft in de periode van 18 november 2016 tot en met 7 januari 2017 van tien verschillende klanten in totaal twintig maal zonder zakelijke aanleiding rekeninggegevens geraadpleegd. Verweerster heeft hiermee de Gedragscode, behorende bij de Bankierseed geschonden. Gelet op de beperkte omvang van de schending en het feit dat verweerster heeft laten blijken dat zij zich terdege bewust is van de ontoelaatbaarheid van haar handelen, wordt aan verweerster een berisping opgelegd.

De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken.

Download hier de volledige uitspraak: Dossier uitspraak 3675

Diefstal op werkvloer; bijzondere omstandigheden

TRB-2017-3604. 

Verweerster heeft diefstal gepleegd op de werkvloer door twee maal uit de portemonnee van een collega geld weg te nemen. Hierdoor heeft verweerster evident in strijd met de normen en waarden voor bankmedewerkers gehandeld. De gedragingen zijn niet integer. De klacht is gegrond. Gelet op de bijzondere omstandigheden – waaronder de zware arbeidsrechtelijke sanctie, verweersters psychische gezondheid en de langdurige druk van de tuchtprocedure – laat de Tuchtcommissie de oplegging van de maatregel achterwege.

Download hier de volledige uitspraak: Dossier uitspraak 3604

Heimelijk toekennen klantvergoedingen; beroepsverbod

TRB-2017-3628. 

Verweerster behandelde klachten van klanten van de bank over mislukte pintransacties. In dat kader was zij bevoegd geldbedragen terug te storten en coulance-vergoedingen aan de klant over te maken. Verweerster heeft vervolgens – met een versluierende omschrijving – vergoedingen aan zichzelf en haar partner toegekend voor in totaal bijna € 3.000,-. Hiermee heeft verweerster heimelijk geld toegeëigend en aan een derde gegeven, terwijl ze wist dat dit niet mocht. Het is niet aannemelijk geworden dat de handelingen van verweerster voortkwamen uit een obsessieve-compulsieve stoornis, zoals zij zelf aanvoerde. Verweerster heeft zich aldus niet integer gedragen en gehandeld in strijd met de voor haar geldende regels, wat een ernstige schending van de Bankierseed oplevert. Aan verweerster wordt een beroepsverbod van zes maanden opgelegd. 

De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken.

Download hier de volledige uitspraak: Dossier uitspraak 3628