Beroepsverbod voor onterechte klantvergoedingen Gepost op 28 oktober 2020 te 12:18.Geschreven door fatima TRB-2020-4453-TC Tuchtcommissie, 28 oktober 2020 Verweerder heeft bijna € 25.000,- aan kleine klantvergoedingen toegekend, terwijl de ontvangers daar geen recht op hadden. Hij heeft daarbij zijn bevoegdheden als bankmedewerker om klantvergoedingen uit te keren misbruikt om anderen en zichzelf te verrijken. Hij heeft bij de overboekingen onjuiste omschrijvingen in het banksysteem vermeld om de werkelijke reden van de overboekingen te verdoezelen. De Tuchtcommissie weegt bij de op te leggen maatregel mee dat verweerder geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. De Tuchtcommissie legt een beroepsverbod van 18 maanden op. De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Dit register is in te zien voor de aangesloten banken. Download hier de uitspraak van de Tuchtcommissie: TRB-2020-4453-TC
Privékosten bij bank in rekening brengen – beroepsverbod Gepost op 29 juli 2020 te 10:01.Geschreven door fatima TRB-2020-4376-TC Tuchtcommissie, 29 juli 2020 Beëdigde heeft in strijd met de interne regels van de bank zijn nevenactiviteit niet in het systeem van de bank geregistreerd. Tevens heeft hij verschillende kosten ten behoeve van deze nevenactiviteit bij de bank in rekening gebracht. Ook heeft beëdigde de bank een bedrag van € 1.500,- vanuit zijn eigen opleidingsbudget afhandig gemaakt. Verder heeft beëdigde verschillende goederen van de bank gestolen. De Tuchtcommissie legt verweerder een beroepsverbod van twaalf maanden op. De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken hebben inzage in dit register. Download hier de uitspraak van de Tuchtcommissie: TRB-2020-4376-TC.
Valse stukken inbrengen tijdens tuchtprocedure Gepost op 18 maart 2020 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2020-3973-CB Uitspraak Commissie van Beroep, 18 maart 2020 Voortzetting van de beslissing van de Tuchtcommissie van 28 augustus 2019, waartegen de Algemeen directeur hoger beroep heeft ingesteld. In een tussenbeslissing van 15 januari 2020 oordeelt de Commissie van Beroep dat niet met de vereiste hoge mate van aannemelijkheid is komen vast te staan dat verweerder geld heeft opgenomen van een klant van de bank. De klacht is in zoverre ongegrond. De Commissie van Beroep bekrachtigt daarom de beslissing van de Tuchtcommissie Banken ten aanzien van het eerste klachtonderdeel. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel oordeelt de Commissie van Beroep dat sommige verplichtingen die de bankmedewerker door het afleggen van de eed op zich neemt ook na het einde van het dienstverband kunnen doorwerken. Dit geldt ook voor gedragsregel 6, waaruit volgt dat bankmedewerkers open en eerlijk moeten zijn over hun gedrag. De Commissie van Beroep gelast nader onderzoek naar de door de bankmedewerker ingebrachte bewijsstukken en houdt de verdere beslissing aan. In de eindbeslissing van 18 maart 2020 oordeelt de Commissie van Beroep dat verweerder in deze tuchtzaak welbewust valse stukken heeft ingebracht om het bewijs te leveren van een of meer geldopnamen die niet hebben plaatsgevonden. Het inbrengen van valse stukken om bewijs te leveren van een onjuiste stelling is onmiskenbaar in strijd met gedragsregel 6 en is een ernstig feit. De Commissie van Beroep legt aan verweerder de maatregel van berisping op. De naam van verweerder wordt opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Dit register is in te zien voor de aangesloten banken. Download hier de tussenbeslissing: uitspraak Tussenbeslissing CvB 3973 Download hier de eindbeslissing: uitspraak Eindbeslissing CvB 3973
Belangenverstrengeling, verzwijgen bedrijfsactiviteiten, niet melden ontvangen giften Gepost op 18 december 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2019-3951-TC Tuchtcommissie 18 december 2019 Verweerder heeft samen met een collega bij de bank bedrijven op naam van de echtgenote van verweerder en de echtgenote van zijn collega opgericht. Twee bedrijven op naam van verweerders echtgenote ontvingen bemiddelingskosten van een leverancier van de bank ter zake aan de bank geleverde pashouders en papieren tasjes, terwijl niet is gebleken welke diensten werden geleverd. De Tuchtcommissie is van oordeel dat verweerder de plicht had om het bedrijf op naam van zijn echtgenote en de bedrijfsactiviteiten van dat bedrijf bij de bank te melden, nu die activiteiten (indirect) verband hielden met de bank. Deze plicht – die in de interne regels van de bank in het leven is geroepen om belangenverstrengeling te voorkomen – bestond reeds voordat verweerder de bankierseed had afgelegd en duurde daarna onverminderd voort. Daarnaast onderhield verweerder vanuit zijn positie bij de bank contacten met andere leveranciers. Verweerder ontving van deze leveranciers giften en verweerder bracht vanuit het bedrijf van zijn echtgenote onherleidbare bemiddelingskosten in rekening bij deze leveranciers. De Tuchtcommissie stelt vast dat verweerder vanuit zijn positie bij de bank verschillende contacten is aangegaan waarin persoonlijke verrijking, al dan niet ten koste van de bank, een rol speelde. Verweerder had bij de bank de ontvangst van diverse giften moeten melden, alsmede kenbaar moeten maken dat hij namens de bank via een tussenpersoon artikelen bij het bedrijf van zijn vrouw bestelde. Verweerder bevond zich op een cruciale positie binnen de bank om dit soort handelingen jarenlang en herhaaldelijk te kunnen verrichten. Hij ging daarbij geraffineerd te werk en benutte meerdere bedrijven en tussenschakels. De zaak is een voortzetting na een herzieningsverzoek door de melder (zie hier). De Tuchtcommissie legt verweerder een beroepsverbod op voor de duur van achttien maanden. De naam van verweerder is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen dit register inzien. Download hier de volledige uitspraak: TRB-2019-3951-TC
Schikking – Opstellen eigen arbeidsvoorwaarden Gepost op 27 november 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2019-4362-AD Algemeen directeur, 27 november 2019 Beëdigde heeft zelfstandig een document opgesteld dat betrekking had op zijn arbeidsvoorwaarden. In het door hem opgestelde document heeft hij zichzelf een hoger salaris toegekend dan gebruikelijk was en de vermelding van de aanloopschaal weggelaten. Het arbeidsvoorwaardendocument wordt normaliter door de bank opgesteld en vormt het uitgangspunt voor het toekennen van het salaris. De Algemeen directeur oordeelt dat dit document dan ook nimmer door beëdigde zelf had mogen worden opgesteld, laat staan dat hij het document ten gunste van zichzelf had mogen aanpassen. Verder verwijt de Algemeen directeur beëdigde dat hij het document naar zijn leidinggevende heeft gestuurd, zonder te melden dat hij het zelf had opgesteld. Hierdoor heeft hij zijn leidinggevende relevante informatie onthouden en in de waan gelaten dat het advies kon worden doorgevoerd. Beëdigde heeft door op deze wijze te handelen gedragsregels 1 en 6 geschonden. De Algemeen directeur heeft beëdigde een schikking aangeboden in de vorm van een geldboete van € 400,-. Beëdigde heeft de schikking aanvaard. De gegevens van beëdigde zijn opgenomen in het tuchtrechtelijk register. Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: TRB-2019-4362-AD
Weigering medewerking aan onderzoek bank; beroepsverbod Gepost op 26 juni 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2019-3970-TC Tuchtcommissie, 27 juni 2019 Na een intern onderzoek van de bank bestonden zeer serieuze aanwijzingen dat verweerder betrokken was bij fraude binnen de bank, waarbij onder meer een klant voor € 20.000 was benadeeld. Uit het onderzoek van de bank kwam naar voren dat van alle potentieel betrokken bankmedewerkers, uitsluitend verweerder in de gelegenheid was geweest om het geheel aan handelingen van de fraude te kunnen hebben verricht. Verweerder is door de bank geconfronteerd met deze onderzoeksbevindingen. Hem is gevraagd om met zijn mobiele telefoon in te (laten) loggen op de mobiel bankieren app van de bank. Verweerder heeft medewerking daaraan geweigerd. De Tuchtcommissie oordeelt dat het voor verweerder duidelijk moet zijn geweest wat het belang was van het verkrijgen van duidelijkheid over de door verweerder gebruikte mobiele telefoon. Dit was mogelijk door het inloggen op de mobiel bankieren app. Deze handeling is eenvoudig van aard en impliceert slechts een geringe inbreuk op de privacy van verweerder. Van verweerder kon worden gevergd opening van zaken te geven, ook door in te (laten) loggen op de mobiel bankieren app. Door medewerking te weigeren heeft verweerder zich niet open en toetsbaar opgesteld, heeft hij het vertrouwen van de samenleving in de bank geschaad en zich niet integer gedragen. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregels 1, 6 en 7. De Tuchtcommissie legt aan verweerder een beroepsverbod op voor de duur van 6 maanden. De naam van verweerder wordt, na onherroepelijk worden van de beslissing, opgenomen in het register van Stichting Tuchtrecht Banken. Dit register is in te zien voor de aangesloten banken. Download hier de beslissing: TRB-2019-3970-TC
Valse brief in civiele procedure; beroepsverbod Gepost op 26 juni 2019 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2019-3952-TC Tuchtcommissie, 26 juni 2019 De Algemeen directeur heeft een klacht bestaande uit twee klachtonderdelen aan de Tuchtcommissie voorgelegd. De Tuchtcommissie acht het eerste klachtonderdeel gegrond en het tweede klachtonderdeel ongegrond. Klachtonderdeel A Verweerder is (mede) verantwoordelijk voor het overleggen van een valse brief van de bank in een civiele procedure. In deze aan verweerder gerichte brief wordt in strijd met de waarheid gesteld dat een hypotheekgesprek met verweerder heeft plaatsgevonden en dat de situatie van verweerder het advies rechtvaardigt niet tot het aanvragen van een hypotheek over te gaan. Dit gesprek heeft nimmer plaatsgevonden. Dat de brief door de advocaat van verweerder of door zijn partner zou zijn opgesteld en overgelegd acht de Tuchtcommissie onaannemelijk. De Tuchtcommissie acht het voor eigen gewin (doen) indienen van een valse brief in een gerechtelijke procedure verre van integer. Verweerder heeft geen openheid willen betrachten over de vraag hoe de brief tot stand is gekomen en in het geding is gebracht en wie daarbij betrokken is geweest. Verweerder heeft daarmee in strijd gehandeld met gedragsregels 1 en 6. Klachtonderdeel B Verweerder wordt verweten dat hij zonder afstemming met een leidinggevende significant meer uren heeft gedeclareerd dan contractueel was toegestaan. De Tuchtcommissie kan uit de stukken niet zonder meer afleiden dat het verweerder contractueel niet was toegestaan gewerkte overuren te declareren. Ervan uitgaande dat het overwerk is verricht, resteert een verschil van inzicht tussen de bank en verweerder over de gemaakte afspraken over de verrichten werkzaamheden, de betaling daarvan en de uitleg van die afspraken. Dat verschil van inzicht is onvoldoende om een tuchtrechtelijk verwijt aan verweerder te rechtvaardigen. De Tuchtcommissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. De maatregel De Tuchtcommissie legt aan verweerder (voor het eerste klachtonderdeel) een beroepsverbod op voor de duur van 6 maanden. De Tuchtcommissie wijst daarbij onder meer op de ernst van de gedraging van verweerder en de omstandigheid dat hij geen (voldoende) opening van zaken heeft gegeven. De naam van verweerder wordt, na onherroepelijk worden van de beslissing, opgenomen in het register van Stichting Tuchtrecht Banken. Dit register is in te zien voor de aangesloten banken. Download hier de beslissing: TRB-2019-3952-TC
Bekijken rekeningen zonder zakelijke aanleiding IV; beroepsverbod Gepost op 15 november 2017 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2017-3706-TC Tuchtcommissie, 15 november 2017 Verweerster heeft in de periode van januari 2017 tot en met april 2017 van zeventien verschillende klanten telkens op meerdere dagen zonder zakelijke aanleiding rekeninggegevens geraadpleegd. Dit betrof in totaal 2892 afzonderlijke schermen. Verweerster heeft hiermee de Gedragscode, behorende bij de Bankierseed geschonden. De Tuchtcommissie legt aan verweerster een beroepsverbod voor de duur van drie maanden op. De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken. Download hier de volledige uitspraak: TRB-2107-3706-TC
Privé-uitgaven met zakelijke creditcard Gepost op 10 mei 2017 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2017-3568-TC Tuchtcommissie, 10 mei 2017 Verweerster heeft een zakelijke creditcard gebruikt voor privé-uitgaven. Verweerster heeft in de administratie aan deze uitgaven een zakelijk karakter toegekend en heeft haar leidinggevende, vanwege het feit dat zij niet beschikte over de benodigde bonnetjes, verzocht een verklaring op te stellen over de zakelijke aard van de uitgaven, terwijl die niet aanwezig was. De leidinggevende heeft hierop onbedoeld een verklaring opgesteld, met een daarin – naar later is gebleken – onjuiste inhoud. Met deze gedragingen heeft verweerster de Gedragscode voor bankmedewerkers overtreden. De Tuchtcommissie legt aan verweerster een berisping op. Bij de oplegging van deze maatregel heeft de Tuchtcommissie rekening gehouden met de bijzondere persoonlijke situatie waarin verweerster verkeerde en de tijdspanne waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden (een groot deel van de betalingen is verricht voor invoering van de bankierseed en zijn derhalve niet meegenomen in deze beslissing). Voorts heeft de Tuchtcommissie meegewogen dat verweerster haar medewerking heeft verleend aan het treffen en nakomen van een terugbetalingsregeling met de bank. De naam van de beëdigde wordt opgenomen in het door banken inzichtelijke register van Stichting Tuchtrecht Banken. Download hier de uitspraak: TRB-2017-3568-TC
Privé-handelen onder bankierseed Gepost op 15 maart 2017 te 00:00.Geschreven door StuurluiDevelopment TRB-2017-3536-CB Commissie van Beroep, 15 maart 2017 Vervolg op beslissing van 30 november 2016, waarin de Tuchtcommissie klager niet-ontvankelijk verklaart omdat het privé-handelen van verweerder niet onder de reikwijdte van de bankierseed zou vallen. De Commissie van Beroep vernietigt de beslissing van de Tuchtcommissie en verklaart de klacht gegrond (zonder oplegging van maatregel). Verweerder heeft een geldbedrag, afkomstig van een klant van de bank en waarvan hij wist dat dit niet voor hem bestemd was, op zijn bankrekening ontvangen en overgemaakt op andere rekeningen van hemzelf. Verweerder heeft exact de helft van het bedrag aan zijn toenmalige vriendin overgemaakt. De Commissie van Beroep acht deze handelwijze van verweerder niet integer en zorgvuldig. Bovendien weigert verweerder om op bepaalde vragen antwoord te geven. Hoewel hem dit vrij staat, trekt de Commissie van Beroep hieruit de conclusie dat verweerder en zijn toenmalige vriendin hebben samengespannen om het geld voor zichzelf te behouden. Hoewel het gaat om gedragingen die zich in hoofdzaak buiten de eigenlijke uitoefening van verweerders functie hebben afgespeeld, acht de Commissie van Beroep de gedragingen in strijd met de bankierseed, omdat de gedragingen enkele raakvlakken hebben gehad met de bank. Bovendien heeft verweerder – ook tijdens intern onderzoek van de bank naar zijn handelen – geweigerd antwoord te geven op vragen over zijn handelen. De Commissie van Beroep overweegt dat bankmedewerkers ook in hun persoonlijke betalingsverkeer, in hun ‘omgang met geld van een ander’ integer en zorgvuldig dienen te zijn. Als een bankmedewerker hieraan niet voldoet, zouden klanten contact met hem mijden. Daarbij is van belang dat verweerder de bank niet heeft geïnformeerd over dat wat zij over de achtergrond van zijn handelen wilde weten. Download hier de volledige uitspraak: TRB-2017-3536-CB Download hier de uitspraak van de Tuchtcommissie: TRB-2016-3536-TC