Civielrechtelijk geding en onheuse bejegening

Deel deze pagina

TRB-2016-3566H. 

De melding betreft de handelwijze van de bank met betrekking tot de afwikkeling van de verstrekte financiering en de executie van het pandrecht. De Algemeen Directeur heeft de melding afgewezen, aangezien die in de kern een geschil van civielrechtelijke aard betreft. Verder zijn de handelingen van beëdigde uitgevoerd binnen de uitoefening van zijn functie en is niet gebleken dat daarbij integriteitsnormen zijn geschonden. De Voorzitter van de Tuchtcommissie oordeelt dat de Algemeen Directeur terecht heeft geoordeeld de klacht niet voor te leggen aan de Tuchtcommissie, omdat die in de kern een geschil van civielrechtelijke aard betreft. Voor zover in de melding wordt geklaagd over onheuse bejegening door de beëdigde, merkt de Voorzitter van de Tuchtcommissie op dat de uitlating van de beëdigde te betreuren is, maar dat dit niet betekent dat de klacht in behandeling zal worden genomen door de Tuchtcommissie Banken, nu deze onvoldoende ernstig is.

Deze beslissing hangt samen met de beslissingen inzake TRB-2016-3565H en TRB-2016-3567H.

Download hier de herzieningsbeslissing: Uitspraak dossier 3566
Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Beslissing 3566

Download volledige uitspraak .PDF Download volledige uitspraak .PDF