Gedragingen onvoldoende ernstig om beëdigde een tuchtrechtelijk verwijt te maken

Deel deze pagina

TRB-2021-4622-HV
Herzieningsbeslissing, 23 augustus 2021

Voortzetting van de sepotbeslissing van de Algemeen Directeur van 13 juli 2021.

Melder heeft om herziening van deze beslissing verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie wijst het herzieningsverzoek af. De voorzitter is het met de Algemeen Directeur eens dat er voldoende raakvlakken zijn met de functie van bankmedewerker om de gedragingen van beëdigde te toetsen. Er zijn evenwel onvoldoende aanwijzingen dat beëdigde de regels van de gemeente bewust (opzettelijk) onjuist heeft geïnterpreteerd om het aanvragen van een vergunning te negeren. Beëdigde heeft de situatie willen herstellen en niet op haar beloop gelaten. Dit betekent niet dat iedere bankmedewerker die zijn fouten herstelt altijd ‘ermee wegkomt’. Voor de beoordeling van de noodzaak van een tuchtrechtelijke procedure wordt de aard van de gedraging in aanmerking genomen. Bij minder ernstige en/of niet opzettelijke gedragingen kan een rol spelen dat de bankmedewerker inziet dat hij anders had moeten handelen en werk maakt van herstel. De voorzitter is het eens met de Algemeen Directeur dat de gedragingen onvoldoende ernstig zijn om beëdigde een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

Download volledige uitspraak .PDF