Uitspraak Tuchtcommissie Banken, TRB-2024-4764-TC, 21 februari 2024
De bankmedewerker wil een persoonlijke lening afsluiten. Hiervoor gaat hij niet naar de bank waarvoor hij werkt, maar een andere bank. Om een lening te krijgen moet inzage gegeven worden in financiële draagkracht. Bij de aanvraag van de lening worden door de bankmedewerker rekeningafschriften meegezonden. Deze afschriften zijn door de bankmedewerker vervalst, waardoor een beter beeld van zijn financiële draagkracht blijkt dan er in werkelijkheid is. De bank waar de aanvraag is ingediend, zag al snel dat er wijzigingen in het rekeningafschrift waren aangebracht. Om hierover meer duidelijkheid te verkrijgen, vraagt de fraudeafdeling van de bank informatie op bij de bank van de aanvrager (die dus tevens zijn werkgever is). Uit de navraag blijkt dat de bankmedewerker het rekeningafschrift heeft vervalst.
Dit gegeven leidt ertoe dat ook de eigen bank een onderzoek opstart. Uit dit onderzoek blijkt dat het originele afschrift van de betaalrekening van de bankmedewerker vanaf zijn privé e-mailadres naar zijn zakelijke e-mailadres is gezonden, waarna dit afschrift door hem middels het door de bank beschikbaar gestelde programma Adobe Acrobat is gewijzigd. Vervolgens heeft hij het vervalste afschrift naar zijn privé e-mailadres gezonden. Daarna heeft hij de aanvraag voor de lening ingediend.
De Tuchtcommissie is van oordeel dat de bankmedewerker bankafschriften heeft vervalst om zodoende het aanvraagproces voor een privé-krediet te versnellen. Hierbij heeft hij het systeem van de bank gebruikt. Het (privé-)handelen van de bankmedewerker heeft voldoende raakvlakken met het werken bij de bank om te kunnen worden getoetst aan de bankierseed. De gedragsregels 1, 4 en 7 behorende bij de bankierseed geschonden.
Het handelen van verweerder is een ernstige schending van de bankierseed omdat de bankmedewerker door frauduleus handelen, het vervalsen van een bankafschrift, heeft geprobeerd sneller een krediet te verkrijgen. Hij heeft daarbij het systeem van de bank gebruikt. Dit handelen past in het geheel niet bij hetgeen van een bankmedewerker wordt verwacht. Daarom kan niet met een voorwaardelijk beroepsverbod worden volstaan. De persoonlijke omstandigheden van verweerder ten tijde van de verweten gedragingen en de gevolgen die het handelen voor verweerder heeft gehad wegen niet voldoende zwaar om anders te oordelen.
De Tuchtcommissie Banken legt als maatregel een onvoorwaardelijk beroepsverbod van 3 maanden op. De gehele uitspraak kan je hier lezen.
De naam van de bankmedewerker is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.