De Tuchtcommissie Banken zal geen oordeel geven over de vraag of individuele medewerkers van een bank voldoende hebben gedaan om witwassen te voorkomen. De informatie die de bank heeft verstrekt aan de Stichting Tuchtrecht Banken geeft onvoldoende zicht op concrete gedragingen van medewerkers van de bank. Daarom kan niet worden beoordeeld of zij de bankierseed hebben geschonden. Dit blijkt uit een uitspraak van de voorzitter van de Tuchtcommissie.
De uitspraak hangt samen met de zogenaamde witwasaffaire. In 2018 trof het Openbaar Ministerie met een bank een schikking van 775 miljoen euro voor jarenlange en structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Bij Tuchtrecht Banken kwamen vervolgens ruim 200 meldingen binnen dat (voormalige) bestuurders en commissarissen hierdoor de bankierseed hadden geschonden. Na onderzoek concludeerde de algemeen directeur van de stichting dat geen overtredingen konden worden vastgesteld. Hij besloot daarom geen klacht in te dienen bij de Tuchtcommissie. Een aantal melders diende een herzieningsverzoek in tegen die beslissing.
De voorzitter van de Tuchtcommissie bevestigt nu de beslissing van de algemeen directeur en wijst de herzieningsverzoeken af. De uitspraak betekent dat er geen tuchtrechtelijk oordeel komt over de vraag of individuele bankmedewerkers anders hadden kunnen of moeten handelen. De voorzitter van de Tuchtcommissie noemt dit in de uitspraak betreurenswaardig, maar door de beperkte mogelijkheden van het bankentuchtrecht is dit volgens de voorzitter helaas niet anders.
Zij wijst erop dat de algemeen directeur beperkte mogelijkheden heeft om zelfstandig onderzoek te doen; hij moet zich baseren op de informatie die de bank aanlevert. De bank zelf zag een “collectief falen” in de naleving van de Wwft-verplichtingen en nam arbeidsrechtelijke maatregelen tegen individuele medewerkers. Bij deze maatregelen speelden de functie van de bankmedewerker, de betrokkenheid bij het beleid en verzachtende omstandigheden een rol. De bank deed zelf geen melding bij Tuchtrecht Banken en maakte de verwijten aan de medewerkers, ook nadat de algemeen directeur daar uitdrukkelijk om had gevraagd, niet concreet. De algemeen directeur van Tuchtrecht Banken kon daardoor niet vaststellen welk handelen of nalaten van individuele bankmedewerkers de structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme heeft veroorzaakt. Schendingen van de bankierseed kunnen daarom niet worden vastgesteld.
Voor leden van de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen van een bank gelden ook wettelijke eisen van “geschiktheid”. Eén van de melders voerde in het herzieningsverzoek aan dat het optreden van deze leden niet aan deze eisen voldeed. Maar volgens de voorzitter van de Tuchtcommissie ligt het op de weg van de toezichthouder DNB om hierover een oordeel te geven. Dat oordeel is niet aan de Tuchtcommissie Banken.
De uitspraken vind je hier.