Een bank die een tuchtrechtelijke procedure start tegen een van de eigen medewerkers, mag geen informatie achterhouden voor de aanklager van Tuchtrecht Banken. Als de aanklager daarom verzoekt, moet de bank binnen de gestelde termijn en zonder terughoudendheid juiste en volledige informatie verstrekken. De bank mag bijvoorbeeld niet zelf besluiten om klantgegevens te anonimiseren. Dit blijkt uit een beslissing van de Tuchtcommissie Banken.
De zaak gaat om een melding van een bank die een voormalig medewerker beticht van overtreding van de bankierseed. Hij zou ten onrechte zeventien keer hebben vastgelegd dat een klant niet meer door hem gebeld hoefde te worden, omdat de klant zelf al contact zou hebben opgenomen met de bank. De aanklager vroeg om de gegevens van klanten die hierbij betrokken waren, maar kreeg die informatie alleen in geanonimiseerde vorm. Toen de aanklager daarop de tuchtrechtelijke procedure stopzette, verzocht de bank de Tuchtcommissie de beslissing te herzien.
De Tuchtcommissie vindt het belangrijk dat een bankmedewerker zich moet kunnen verdedigen als er een melding over hem is gedaan. Voor een behoorlijke procesgang is het nodig dat een bank de gevraagde informatie op tijd en niet-geanonimiseerd verstrekt aan de aanklager. Op deze informatieplicht zijn slechts enkele uitzonderingen mogelijk en de bank die daar een beroep op doet moet dit motiveren. Volgens de Tuchtcommissie verzetten de privacyregels zich niet tegen het verstrekken van persoonlijke klantgegevens.
In dit geval komt de Tuchtcommissie niettemin tot een herziening van de beslissing van de aanklager. Die wekte in een e-mail de indruk dat de bank de klantgegevens alsnog mocht aanleveren. De Tuchtcommissie wil dat de bank deze kans alsnog krijgt. De aanklager moet vervolgens beoordelen of hij de klacht voorlegt aan de tuchtcommissie en een nieuwe beslissing nemen.
Lees hier de beslissing van de Tuchtcommissie