De bankmedewerker, eventmanager bij de bank, heeft voor het faciliteren van events van de bank zaken gedaan met een onderneming waarbij hij rechtstreeks economisch belang had. Ook was de bankmedewerker betrokken bij de fiattering van de facturen die in feite door hemzelf bij de bank werden ingediend.
Lees hieronder de samenvatting van de uitspraak of klik op de link voor de volledige uitspraak van de Tuchtcommissie Banken TRB-2025-4991-TC, 23 april 2025.
De Tuchtcommissie Banken overweegt dat in de (gedrags)regels van de bank verschillende bepalingen zijn opgenomen om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. Deze regels van de bank schrijven onder meer voor dat nevenfuncties vooraf ter goedkeuring dienen te worden voorgelegd. Ook moeten de nevenactiviteiten worden geregistreerd in het daarvoor bestemde registratiesysteem van de bank. De stelling van de bankmedewerker dat hij mondeling goedkeuring heeft gekregen van zijn toenmalige leidinggevende vindt geen steun in het dossier, aldus de tuchtcommissie en neemt voorgenoemde plicht voor bankmedewerkers niet weg.
De Tuchtcommissie Banken stelt vast dat de bankmedewerker door het niet registeren van zijn nevenfuncties in het registratiesysteem van de bank in strijd met de binnen de bank geldende regels heeft gehandeld.
De Tuchtcommissie Banken is van oordeel dat de bankmedewerker de navolgende gedragsregels uit de Gedragscode verbonden aan de bankierseed heeft geschonden
1. De bankmedewerker werkt integer en zorgvuldig. 4. De bankmedewerker houdt zich aan de wet en andere regels die voor het werk bij de bank gelden. 7. De bankmedewerker draagt bij aan het vertrouwen van de samenleving in de bank
De Tuchtcommissie Banken betrekt in haar beoordeling dat de bankmedewerker zaken heeft gedaan met een onderneming waar hij rechtstreeks economisch belang bij had. En dat de bankmedewerker betrokken was bij de fiattering van de facturen die in feite door hemzelf bij de bank zijn ingediend. Dit tezamen, zo stelt de Tuchtcommissie Banken veroorzaakt (op zijn minst de schijn van) belangenverstrengeling ten behoeve van eigen financieel gewin.
De bankmedewerker heeft met bovengenoemde gedragingen de bankierseed in ernstige mate geschonden. De tuchtcommissie kwalificeert het handelen van de bankmedewerker als ernstig verwijtbaar en niet integer. De tuchtcommissie is met klager van oordeel dat in deze zaak als op t leggen tuchtrechtelijke maatregel een beroepsverbod zonder meer passend is. Nu de bankmedewerker door zijn handelen op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling heeft gewekt, heeft hij tevens het vertrouwen in de financiële sector op ernstige wijze geschaad.
Met betrekking tot de duur van het beroepsverbod houdt de tuchtcommissie rekening met het feit dat de bankmedewerker reeds negatieve gevolgen heeft ondervonden van zijn handelen. Zo is de bankmedewerker zijn baan kwijt geraakt, heeft de zaak een behoorlijke negatieve impact gehad op zijn leven. Daarnaast kan de tuchtcommissie zich voorstellen dat bij de bankmedewerker het gevoel bestaat dat hij door zijn voormalige collega’s en/of leidinggevende “voor de bus is gegooid”.
De Tuchtcommissie Banken legt een beroepsverbod van twaalf maanden op.
De naam van de bankmedewerker is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.