Schending afspraken nevenwerkzaamheden?

Deel deze pagina

Kern van de uitspraak

De bank is met de bankmedewerkster een beëindigingsregeling overeengekomen, waarbij de bankmedewerkster in staat wordt gesteld een eigen bedrijf op te zetten. In de melding verwijt de bank dat in strijd met de afspraken klanten van de bank zijn benaderd.

Lees hieronder de samenvatting van de beslissing of klik op de link voor de volledige uitspraak van de Algemeen directeur, TRB-2024-4865-AD, 15 mei 2024.

Wat is het oordeel van de Algemeen directeur

De Algemeen directeur stel vast dat voor de bank en bankmedewerker niet ter discussie staat dat (als onderdeel van de overeengekomen beëindigingsregeling) de bank en de bankmedewerkster afspraken hebben gemaakt over hoe diende te worden gehandeld als een klant van de bank (ook) klant wenste te worden bij het bedrijf van de bankmedewerkster. De precieze inhoud van die afspraken is echter wél onderwerp van discussie.

Met betrekking tot het discussieonderwerp – de precieze inhoud van de gemaakte afspraken – merkt de Algemeen directeur enerzijds op dat de door de bank gestelde inhoud niet letterlijk en uitdrukkelijk uit de schriftelijke dossierstukken volgt doch anderzijds dat ook verder dan sec de letterlijke tekst van een voorschrift moet worden gekeken, in de zin dat óók oog dient te worden gehouden voor de (kenbare) strekking ervan. Gesteld kan worden dat ter zake van dat laatste de bankmedewerkster onvoldoende scherp is geweest: gegeven de (niet ter discussie staande) strekking van de gemaakte afspraken – te weten voorkoming van iedere mogelijke vorm en schijn van belangenverstrengeling – had de bankmedewerkster kunnen en moeten bedenken dat haar lezing (interpretatie) van de afspraken (mogelijk) niet door de bank zou worden gedeeld.

De Algemeen directeur ziet evenwel gelet op hetgeen naar voren is gebracht geen reden om eraan te twijfelen dat de bankmedewerkster wel met goede intenties en te goeder trouw heeft gehandeld.

Kortom, aan uw handelen lag dus kort gezegd onvoldoende scherpte ten wortel en niet méér dan dat. De Algemeen directeur overweegt dat in het voordeel van de bankmedewerkster meeweegt dat de schriftelijke vastlegging van hetgeen met de bank (in de persoon van haar leidinggevende) is afgesproken wellicht nog net iets scherper had gekund. Daarmee kunnen mogelijke misverstanden voorkomen worden. De Algemeen directeur ziet geen aanleiding om een tuchtklacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken of enige andere maatregel op te leggen.