Herhaaldelijk niet reageren op verzoeken

Deel deze pagina

Kern van de uitspraak

Aanleiding voor de melding is het uitblijven van een reactie op diverse verzoeken (van de melder) aan een bankmedewerker, de voormalig leidinggevende van de ex-partner van melder. Hij verwijt de bankmedewerker de gedragsregels te hebben geschonden door, zelfs na een toezegging binnen een week te zullen reageren, niet te hebben gereageerd.

Voorts verwijt melder de bankmedewerker onvoldoende (functionele) maatregelen te hebben getroffen ten aanzien van zijn ex-partner.

Lees hieronder de samenvatting van de beslissing van de Algemeen directeur, of klik op de link voor de volledige beslissing TRB-2024-4971-AD, 22 februari 2024.

De melder heeft een verzoek om herziening in gediend bij de voorzitter van de Tuchtcommissie Banken. De samenvatting volgt na de samenvatting op de beslissing van de Algemeen directeur.

Wat is het oordeel van de Algemeen directeur

De Algemeen directeur stelt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat op correspondentie van klanten door medewerkers van de bank wordt gereageerd. De correspondentie aan de bankmedewerker strekte er niet zozeer toe een (concrete) klantvraag te stellen maar om in meer algemene zin te wijzen op een door de melder gesignaleerde misstand betreffende het gedrag van een bankmedewerker, aldus de Algemeen directeur. Ook ten aanzien daarvan geldt als uitgangspunt dat daarop behoorde te worden gereageerd, mede aangezien een (inhoudelijke) reactie in het vooruitzicht was gesteld. Het hangt echter af van de omstandigheden van het geval of niet (nader) reageren door een bankmedewerker aanleiding geeft een tuchtklacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken. Uit de melding en de door melder toegestuurde informatie blijkt (hooguit) dat de bankmedewerker het eenmalig heeft nagelaten om een follow-up e-mail te sturen aan de melder. De Algemeen directeur is daarom van oordeel dat er (in ieder geval) geen sprake is van een zodanig ernstige onzorgvuldigheid dat de melding zou moeten worden voorgelegd aan de Tuchtcommissie Banken.

Voor wat betreft het tweede onderdeel van de melding geeft de Algemeen directeur aan dat niet duidelijk is op welk persoonlijk en verwijtbaar handelen van de bankmedewerker wordt gedoeld. Het is aan de melder om bij een vermeende schending van de gedragscode concrete feiten te stellen en, indien mogelijk, deze te onderbouwen met stukken.

Omdat naar het oordeel van de Algemeen directeur geen sprake is van ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de bankmedewerker dat aanleiding geeft een tuchtklacht voor te leggen aan de Tuchtcommissie Banken, wordt de melding gesloten.

Wat is het oordeel van de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken

Ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht is de Voorzitter van de Tuchtcommissie Banken van oordeel dat de Algemeen directeur op juiste gronden heeft besloten geen nader onderzoek te doen instellen en derhalve geen klacht aan de Tuchtcommissie Banken voor te leggen. Het handelen van de bankmedewerker is immers niet zodanig ernstig onzorgvuldig dat dit nader onderzoek en het voorleggen van een klacht aan de tuchtcommissie zou rechtvaardigen. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen.

De voorzitter van de Tuchtcommissie Banken stelt verder vast dat de melder enkel een op de zaak met meldingsnummer 4970 toegespitste motivering heeft ingebracht. Daarmee wordt niet duidelijk gemaakt welke gedragingen tuchtrechtelijk verwijtbaar zouden zijn. Omdat de bestaande onduidelijkheid niet is weggenomen, neemt de Voorzitter het oordeel van de Algemeen directeur ten aanzien van het tweede onderdeel van de melding over.

Voor de hele uitspraak, klik op de link TRB-2024-4971-HV, 1 mei 2024.