Bancair tuchtrecht ziet niet op (100%) dochter-bedrijf van de bank, herzieningsverzoek afgewezen

Deel deze pagina

TRB-2021-4615-AD
Algemeen Directeur, 15 april 2021
TRB-2021-4615-HV
Herzieningsbeslissing, 17 juni 2021

De melding houdt in dat beëdigde valse aanvragen voor lease-contracten heeft laten indienen, deze aanvragen zelf heeft beoordeeld en goedgekeurd en vervolgens zelf valse lease-contracten heeft opgemaakt, beoordeeld en goedgekeurd. De Algemeen Directeur doet geen nader onderzoek naar de melding omdat de beëdigde werkzaam is voor een bedrijf dat geen bank is met een Nederlandse bankvergunning. Daarom is het bancaire tuchtrecht hier niet van toepassing.

De melder heeft om herziening van de beslissing van de Algemeen Directeur verzocht.

De voorzitter van de Tuchtcommissie heeft het herzieningsverzoek afgewezen. Melder stelt dat het bedrijf een 100%-dochter van de bank is en dat de beëdigde zijn werkzaamheden voor het bedrijf verrichtte op basis van een arbeidsovereenkomst met de bank. De beëdigde heeft net als alle andere medewerkers van de bank de bankierseed afgelegd. De voorzitter oordeelt dat het om een bancair tuchtrecht gaat en dat de beëdigde niet werkzaam was voor de bank. Hij was gedurende een aantal jaar uitsluitend werkzaam voor het bedrijf. Dit is een zelfstandige rechtspersoon, niet zijnde een bank als bedoeld in artikel 3:17c Wft. De gedragingen van de beëdigde bij het bedrijf vallen daarom niet onder de reikwijdte van de Gedragsregels Bancaire Sector. Dat wordt niet anders doordat het bedrijf een 100%-dochter van de bank is of doordat de beëdigde zijn werkzaamheden bij het bedrijf verrichtte op grond van een arbeidsovereenkomst met de bank.

Download volledige uitspraak .PDF Download volledige uitspraak .PDF