Weigeren toegang bankkantoren en opzegging bankrelatie geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen

Deel deze pagina

TRB-2020-4436.

Een melder heeft een melding ingediend omdat – toen hij weigerde een offerte te tekenen – de beëdigde kwaad zou zijn geworden. De beëdigde zou vervolgens (volgens de melder: ten onrechte) hem de toegang tot de bankkantoren  hebben ontzegd. De beëdigde heeft een toelichting gegeven op zijn handelen. 

De Algemeen Directeur legt geen klacht voor aan de Tuchtcommissie en seponeert de zaak. Op grond van de door de melder verstrekte informatie is onvoldoende aannemelijk dat de beëdigde de bankierseed heeft geschonden. Het weigeren van de toegang tot de bankkantoren en het opzeggen van de bankrelatie is een beslissing van de bank en betreft geen gedraging die de beëdigde persoonlijk tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. Dat de beëdigde op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze boos zou zijn geworden, volgt niet uit de melding. De melding is op dit punt onvoldoende onderbouwd. 

De melder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid herziening te vragen van de beslissing bij de voorzitter van de Tuchtcommissie.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur van 7 april 2020: 4436 Beslissing AD

Download volledige uitspraak .PDF