Individuele gedragingen in het bancair tuchtrecht Gepost op 8 juni 2023 te 15:41.Geschreven door olavwagenaar In het bancaire tuchtrecht draait het om het individuele gedrag van de bankmedewerker. Bij gedragingen als rekeninggluren of frauderen zal het voor iedereen duidelijk zijn dat er sprake is van niet integer handelen. De gluurder of fraudeur moet hierop worden aangesproken. Vanzelfsprekend zijn er veel meer handelingen die tuchtrechtelijk laakbaar zijn. De invulling van wat wel en niet als laakbaar moet worden gekwalificeerd is soms een lastige. De beloningskwestie is daar een goed voorbeeld van. Zorgvuldig handelen? In de beloningskwestie waren wij van mening dat het besluit tot verhoging van het salaris van de bestuursvoorzitter van de bank niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de gevolgen het vertrouwen in de bankensector hebben geschaad. De Tuchtcommissie zag dat anders en oordeelde dat niet gebleken is dat het besluitvormingsproces onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voor mij en mijn medewerkers was er voldoende aanleiding om de uitspraak ter toetsing voor te leggen aan de Commissie van Beroep. Met succes, de Commissie van Beroep oordeelde dat het besluit niet met voldoende zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Ook wordt het de betrokkenen aangerekend dat zij onvoldoende openheid van zaken wilden geven. Uitvoering bankbeleid? Door verweerders is in de procedure, zowel bij de Tuchtcommissie als de Commissie van Beroep, volgehouden dat zij niet kunnen worden aangesproken, omdat er sprake is van een beleidsbeslissing. Het beloningsvoorstel, zo betoogden zij, betrof immers uitvoering van bankbeleid en daarbij kan geen sprake zijn van individueel handelen dat kan worden getoetst onder het bancaire tuchtrecht. Zowel de Tuchtcommissie als de Commissie van Beroep wezen dit argument af. Het eindoordeel van de Commissie van Beroep luidde dat er wel integer maar niet zorgvuldig is gehandeld. Onderbelicht gebleven In de commentaren die volgden na de uitspraak was er veel aandacht voor de opgelegde maatregel (een berisping) aan drie bestuurders van een grote bankinstelling. Onderbelicht bleef de stelling van de bestuurders dat zij niet kunnen worden aangesproken. Ik vind dat jammer. De uitspraak laat zien dat bestuurders wel aangesproken kunnen worden op hun handelen. Ik herhaal nog maar eens wat de Commissie van Beroep hierover oordeelde. “6.15 De omstandigheid dat het beleid in collectief verband is vastgesteld en nader is ingevuld, maakt niet dat het handelen of nalaten van betrokkenen in dat kader niet meer tuchtrechtelijk getoetst kan worden. Een andere opvatting hieromtrent zou ertoe leiden dat beleidsbepalende bankmedewerkers zich aan het tuchtrecht zouden kunnen onttrekken door telkens als collectief beleid vast te stellen en nader in te vullen.” en “6.16 In het kader van het tuchtrecht moet wel helder zijn welk (persoonlijk) handelen of nalaten aan een tuchtrechtelijke toetsing wordt onderworpen.” Reactie bank onbegrijpelijk In haar commentaar stelt de bank dat de uitspraak indruist tegen de bedoelingen van de bankierseed om het individuele gedrag van de bankiers te beoordelen. Een onbegrijpelijke stelling omdat de Commissie van Beroep uitgebreid toelicht waarom de bestuurders wel zijn aan te spreken. Ook onbegrijpelijk omdat de bank zich kennelijk niet wil neerleggen bij de definitieve uitkomst van de procedure, zeker als je bedenkt dat het bancaire tuchtrecht door de banken zelf in het leven is geroepen. Ik besluit met de woorden van de Commissie van Beroep: “6.6 Het bancair tuchtrecht berust op de gedachte dat het primair aan de in Nederland gevestigde banken zelf is om dit vertrouwen te herstellen. De bank moet er niet alleen voor zorgen dat haar medewerkers de bankierseed afleggen, maar ook het tuchtrecht aanvaarden.” Mr. Jerry Brouwer Algemeen directeur Tuchtrecht Banken