Door directievoorzitter verzonden onzorgvuldige brief

Deel deze pagina

TRB-2018-3995-AD,
Algemeen directeur, 11 oktober 2018

De Algemeen Directeur is een onderzoek gestart naar een directievoorzitter van de bank die een brief aan een klant had gestuurd. De klant had vernielingen aangericht bij de bank. Namens de bank is hiervan aangifte bij de politie gedaan. Aan de klant is verzocht om een andere bank te kiezen. In de brief staat dat de klant heeft verzocht om de tegen hem gedane aangifte in te trekken. In de brief staat voorts dat de bank niet ingaat op dit verzoek, maar dat een constructieve reactie op de inhoud van de brief daar mogelijk verandering in brengt.

De Algemeen Directeur acht de inhoud van de brief blijk geven van een onzorgvuldige werkwijze. Allereerst kan de reactie op het verzoek van de klant (tot intrekking van de aangifte) worden getypeerd als het gebruikmaken van een onfatsoenlijk pressiemiddel om bij de klant medewerking te bewerkstelligen bij het verzoek van de bank aan de klant (om een andere bank te kiezen). Ten tweede wordt de klant tenminste onvolledig geïnformeerd, nu geen uitleg wordt gegeven over de vraag of het intrekken van de aangifte als zodanig wel mogelijk is. Dit klemt temeer omdat de klant twee weken na de verzending van de brief voor de rechter dient te verschijnen. De Algemeen Directeur oordeelt dat, mede omdat tijdens een norm-overdragend gesprek de directievoorzitter inzicht in zijn handelen heeft getoond, de zaak van onvoldoende ernst is om aan de Tuchtcommissie Banken voor te leggen.

Download hier de beslissing van de Algemeen Directeur: Dossier 3995 beslissing AD

Download volledige uitspraak .PDF