Uit onderzoek van de bank is gebleken dat de bankmedewerkster gedurende ruim een jaar, te weten van 1 juli 2021 tot 6 oktober 2022, veelvuldig en zonder zakelijke aanleiding rekeninggegevens heeft geraadpleegd, en ook heeft zij bankzaken uitgevoerd voor familieleden met gebruikmaking van de middelen van de bank. Het gaat hierbij om zes familieleden van de bankmedewerkster.
De bankmedewerkster heeft erkend dat zij de rekeninggegevens van haar familieleden heeft bekeken zonder dat daarvoor een zakelijke aanleiding bestond. Ook heeft zij erkend dat zij bankzaken voor haar schoonmoeder via de systemen van de bank heeft verricht. De bankmedewerkster stelt in dat kader dat zij van deze familieleden, op haar broer na, mondeling toestemming had om hun gegevens te raadplegen in verband met aan haar gerichte vragen over bancaire aangelegenheden. Verder stelt de bankmedewerkster dat zij de gegevens niet met derden heeft gedeeld en dat zij haar broer achteraf op de hoogte heeft gebracht van haar raadplegingen.
Klager heeft, onder verwijzing naar de uitspraken TRB-2023-4686-TC https://www.tuchtrechtbanken.nl/uitspraak/systemen-bank-gebruiken-voor-privezaken/ en TRB-2023-4797-TC https://www.tuchtrechtbanken.nl/uitspraak/gebruik-systemen-bank-voor-behandeling-van-eigen-prive-bankzaken/ de tuchtcommissie in overweging gegeven aan de bankmedewerkster een berisping op te leggen.
Lees hieronder de samenvatting of lees hier de volledige uitspraak: uitspraak Tuchtcommissie Banken, TRB-2024-4866-TC, 24 april 2024.
De tuchtcommissie is van oordeel dat de bankmedewerkster heeft met haar gedragingen in strijd met deze binnen de bank geldende regels heeft gehandeld en gedragsregels 1 en 4 van de aan de bankierseed verbonden Gedragsregels Bancaire Sector heeft geschonden.
De tuchtcommissie is van oordeel dat niet met een berisping kan worden volstaan. Hiertoe overweegt de tuchtcommissie dat de bankmedewerkster:
In het voordeel van de bankmedewerkster wordt meegewogen dat zij oprecht berouw en inzicht heeft getoond in het laakbare van haar handelen, dat haar opdracht bij de bank is beëindigd en dat onderhavige procedure geruime tijd in beslag heeft genomen.
Ook licht de tuchtcommissie toe waarom de vergelijking met de door Klager aangehaalde zaken niet gemaakt kan worden.
Alles afwegende acht de tuchtcommissie een beroepsverbod voor de duur van twee maanden passend en geboden. De naam van de bankmedewerkster is opgenomen in het register van Tuchtrecht Banken. Alleen de aangesloten banken kunnen het register raadplegen.