TRB-2017-3671-AD
De Algemeen directeur is van oordeel dat de onderdelen 1 tot en met 5 van de melding zien op het verschil van mening tussen melder en de bank en niet op het persoonlijk handelen van beëdigde. Deze onderdelen betreffen een civielrechtelijk conflict. Dat de bank via de makelaar aan een kandidaat-verkoper heeft laten weten dat sprake was van een executieverkoop waardoor melder schade zou hebben geleden, betreft naar het oordeel van de Algemeen directeur een handeling van de bank. Ook heeft beëdigde een aanbod of voorstel aan melder namens de bank gedaan. Voorts is de Algemeen directeur van oordeel dat de besluiten een executietraject uit te voeren en de opbrengsten daarvan in mindering te brengen op openstaande schulden bij de bank, door de bank zijn genomen. Verder heeft melder naar het oordeel van de Algemeen directeur zijn stelling dat beëdigde meineed zou hebben gepleegd, niet nader onderbouwd. Tot slot heeft het deel van de melding dat ziet op de gang van zaken bij de verkoop van vastgoed, voor het afleggen van de bankierseed plaatsgevonden. Het bancaire tuchtrecht is daardoor niet van toepassing. De Algemeen directeur legt, alles afwegende, de kwestie niet voor aan de Tuchtcommissie Banken.
Download hier de beslissing van de Algemeen directeur: Beslissing AD 3671